Esther Deursen: toon lef en zet de volgende stap naar de uitvoering
Na de decentralisaties zijn gemeenten aan de slag gegaan met nieuwe taken rond jeugdhulp, de Wmo en participatiewet in het brede sociaal domein. De decentralisaties hebben ook gevolgen voor het toezicht. Maar hoe staat het ervoor? Esther Deursen biedt perspectief vanuit de samenwerkende rijksinspecties. Zij is programmadirecteur Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd (TSD/STJ), en staat ook veelvuldig in contact met lokale spelers.

We spraken haar over de huidige stand van zaken en kansen in het sociaal domein waaronder de jeugdhulp. Haar oproep aan gemeenten: toon lef en treed buiten de gebaande paden, maar doe dit wel samen met collega-gemeenten, uitvoerende instanties en het Rijk. Het Programma Sociaal Domein is hierbij van meerwaarde.
Vijf rijksinspecties (Gezondheidszorg, Onderwijs, Jeugdzorg, Veiligheid en Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid) zijn samen gaan werken om integraal toezicht uit te voren naar de effectiviteit van zorg en ondersteuning die binnen het sociaal domein wordt geleverd aan (kwetsbare) burgers en kinderen. De vraag is steeds: levert het de burger de hulp op die hij nodig heeft en komt hij er een stap verder mee, is hij er mee geholpen?
Het programma rond samenwerkende inspecties is begonnen bij de jeugd, en vanaf 2015 kwam daar ook het bredere sociaal domein bij. Dat is een logische stap: “Problemen van kinderen zijn vaak verbonden met achterliggende problemen van ouders,” licht Deursen toe. “Daarnaast is met de decentralisatie het Wmo-toezicht bijvoorbeeld bij lokale toezichthouders komen te liggen. Wij zien deze toezichthouders waar mogelijk dan ook als onderdeel van onze samenwerking als een soort 6e inspectie, naast de vijf rijksinspecties.”
Het programma TSD/STJ is gericht op een gecombineerd toezicht, waarbij constant wordt gekeken of de partijen die de hulp en ondersteuning lokaal bieden op de goede weg zijn, of de ingeslagen koers werkt, en wat er nog beter kan. “Voorop staat altijd: hoe kunnen we mensen beter helpen? Natuurlijk komt dit in ons geval altijd met een oordeel, maar dit proberen we wel zo te communiceren dat er lessen geleerd worden zodat iedereen een stap verder komt.”
Hoe staat het er in jouw ervaring voor in het toezicht Sociaal Domein na de decentralisaties?
“Er worden heel veel initiatieven genomen, en wijkteams zijn bijvoorbeeld volop in ontwikkeling. Je ziet duidelijk wel dat de verschillende domeinen dichter tegen elkaar aankruipen. Wat er toch vaak nog mist, is een integrale aanpak: al die verschillende beleidsgebieden zijn vaak nog verkokerd. Problemen in het sociaal domein laten zich vaak niet in die verschillende kokers oplossen, maar vragen om een integrale aanpak die verschillende beleidsgebieden aanspreekt. Daar is nog veel te halen – zowel bij het Rijk als bij de gemeenten en in de uitvoering. Ik denk dat we écht stappen kunnen zetten als we samen kijken naar een gedeelde visie. Delen we hetzelfde beeld? En hoe kunnen we dat goed operationaliseren in de uitvoering? Dan ga je het verschil maken.”
“Ik geloof dat je dat het beste kunt doen vanuit de casuïstiek: pak er eens een paar casussen bij. Een kind dat niet naar school gaat, gevallen van verwarde mensen, een kind wat is overleden terwijl er al hulpinstanties betrokken waren: is er alleen een opvoed-probleem, of is er meer nodig? Maar ook: hoe ziet de populatie eruit, en wat hebben we in onze regio of gemeente nodig? Als je de casuïstiek als basis voor beleidsvorming in het sociaal domein neemt, kun je ook preventie hierin beter meenemen. Met een integrale visie kun je betere zorg op maat bieden.”
Wat kan het Programma Sociaal Domein hier volgens jou aan bijdragen? Wat is er in de toekomst nodig?
Daar is Deursen duidelijk over: “Die integrale beleidsontwikkeling wil je zowel landelijk als lokaal zien, en daar kan het Programma Sociaal Domein heel erg aan bijdragen. De verschillende wetten zijn nu min of meer tegelijk het land ‘in geslingerd’, en door het toezicht goed te verbinden kun je ook die verschillende professionele velden aan elkaar koppelen. Dit zou je echter ook in de ontwikkeling van wet- en regelgeving terug willen zien. Ik kan mij voorstellen dat gemeenten soms denken: op Rijksniveau is dit nog niet goed geregeld, dus hoe kunnen wij dat doen? De transformatie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en Rijk met alle andere betrokken partners. Voor het Rijk geldt: goed voorbeeld doet goed volgen.”
Hoe kunnen Rijk en Gemeenten elkaar faciliteren?
Ieder jaar voert het programma TSD/STJ een aantal toezichtonderzoeken uit in samenwerking met betrokken gemeenten, wethouders, maar ook professionals in de praktijk. De uitkomst van zo’n onderzoek heeft dan wel een oordelend karakter, maar altijd met het doel om te leren wat er beter kan.
“We geven graag een steuntje in de rug door ons toezicht zoveel mogelijk te vertalen naar praktische tools. Zo hebben we een handreiking rond het signaleren van onveiligheid in de toegang jeugdhulp ontwikkeld samen met de Kinderombudsman. Dit is een bijproduct van het toezicht: daar kwam zoveel informatie naar voren, dat we dit op de een of andere manier wilden teruggeven aan de professionals én gemeenten zelf. In die handreiking staat welke keuzes zij kunnen maken voor de inrichting van hun lokale praktijk. Hoe kunnen ze de burger helpen, maar ook de professional die met de burger werkt? Zo proberen we rapportages en toezicht zó in te steken dat dit bijdraagt aan betere ondersteuning van de burger die het moeilijk heeft.”
Het sleutelwoord is kennisdeling. “Als inspectie kom je vaak aan bod bij een calamiteit. Bij zulke complexe situaties zijn vaak veel domeinen betrokken. Vorig jaar hebben we een rapport uitgebracht over hoe we kunnen leren van calamiteiten, en daar zijn naast het rapport ook een factsheet ‘Leren van Calamiteiten’ en congres uit voortgekomen. Zo kun je kennis en kunde delen, en met elkaar aan de slag om het sociaal domein verder te brengen. Doordat er in het onderzoeksfase veel contact is met gemeenten en professionals, wordt daar positief op gereageerd.”
Ook ziet Deursen een grote toegevoegde waarde in contact tussen gemeenten onderling: “Ik denk dat het belangrijk is dat gemeenten van elkaar leren, en daar staan ze in mijn ervaring ook wel voor open. Het gevaar is dat iedereen dat wiel weer opnieuw gaat uitvinden, maar dat is vaak helemaal niet nodig. Elke gemeente is anders, maar veel taken kunnen slim worden gekopieerd en toegepast op de eigen lokale situatie, zeker in het sociaal domein.
Het is zaak je voelsprieten te gebruiken, en écht te kijken: hoe pas ik dit toe in mijn gemeente?” Het samenwerkingsprogramma helpt daarbij door ervaringen in de grotere context te plaatsen, en te bewaken dat de wetgeving en het stelsel in het algemeen de juiste randvoorwaarden bieden om dit te kunnen doen.
Hoe is het contact met gemeenten? Welke rol speelt het platform inspectieloketjeugd.nl bijvoorbeeld hierin?
“Op het platform inspectieloketjeugd.nl kunnen gemeenten meldingen doen, vragen stellen en met specialisten van de Inspecties sparren. Hier delen wij alle beschikbare info rond jeugdhulp, en lichten we toe in welke gevallen wel of geen actie wordt ondernomen, of wanneer er een onderzoek wordt ingesteld. Je kunt er kortweg met al je vragen terecht, ook (en juist!) als die gaan over nieuwe zorgvormen en samenwerkingscombinaties die ontstaan in het land. Het is de bedoeling dat dit loket straks sociaal-domein-breed wordt ingestoken.”
Wat staat er nog te gebeuren in 2017?
Vanuit het programma TSD/STJ ligt de focus dit jaar op onderzoek naar wijkteams (rapport komt binnenkort uit), preventie op o.a. het vraagstuk verwarde personen, de uitstroom van jongeren uit het mbo-1, praktijkonderwijs en speciaal voortgezet onderwijs, en de integratie van statushouders. Ook loopt er een project met licht-verstandelijk beperkten.
Volgens Deursen komt de transformatie op stoom en wordt er zeker veel vooruitgang geboekt. Maar nú is het tijd voor de volgende stap. “Organisatorisch en politiek ligt deze transformatie soms lastig. Toch is het zaak om samen te kijken hóe je dat maatwerk kan leveren, want ook de huidige wetten bieden daar mogelijkheden toe.
Toon meer lef, en treed buiten de gebaande paden: een bijdrage aan de samenleving vraagt soms om confrontaties. Als je samen zoekt naar oplossingen, aan de randen van de wetgeving, krijgt de burger hetgeen waar hij recht op heeft.”