Podcast: Onzeker werkenden met Erik Dannenberg

Hoe geven we ‘onzeker werkenden’ meer bestaanszekerheid? En wat kunnen overheid en arbeidsmarkt in dit opzicht leren van voetbaltrainers? Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa en lid van de programmaraad Programma Sociaal Domein, pleit in de eerste podcast in de serie 'Zaaigoed'  voor meer aandacht voor mensen zonder bestaanszekerheid.

Wat is bestaanszekerheid?

Hij geeft ook oplossingen zoals één regeling in plaats van een oerwoud aan regelingen. Ook pleit hij voor 'anticyclisch investeren' in mensen naar het voorbeeld van voetbaltrainers. Ofwel: investeer juist in tijden van laagconjunctuur in mensen die aan de kant staan.

De meeste Nederlanders zijn tevreden over hun leven, zo blijkt uit recent onderzoek van het SCP. Maar er is ook een groep in de samenleving die geen bestaanszekerheid heeft of ervaart. Deze mensen hebben of voelen niet de garantie dat ze rond kunnen komen. Het is onzeker of zij zaken als het eigen risico van zorgpremies, kosten rondom hun kinderen of werk kunnen betalen.

Erik Dannenberg gunt iedereen bestaanszekerheid. ‘Want pas als mensen voldoende stabiliteit hebben, voelen zij ruimte om in een relatie te stappen, om een huis te kopen of om een opleiding te volgen. Het is heel normaal dat mensen deze stappen pas durven te zetten als hun bestaanszekerheid geborgd is’, aldus Dannenberg.

Midden en lage inkomens

Bij een groep in de samenleving staat de bestaanszekerheid onder druk, constateert hij.
Dat geldt vooral voor de mensen in de midden en lage inkomens. ‘Vroeger kon een postbode bijvoorbeeld een gezin met kinderen onderhouden’, vertelt Dannenberg. ‘Juist in dat segment zie je tegenwoordig veel gedwongen zzp’ers. Denk aan een echtpaar waarvan beide personen fulltime post moeten bezorgen om rond te komen. Als een van beiden ziek wordt, staat de bestaanszekerheid direct onder druk.’

Deze groep heeft enorm last van de conjunctuur, vervolgt hij. ‘Als de arbeidsmarkt draait als een tierelier gaan werkgevers op zoek naar mensen die aan de kant staan en zijn ze bereid in hen te investeren via bijvoorbeeld een praktijkopleiding. Werkgevers staan dan bijna bij de gevangenis te wachten tot iemand vrij komt. Maar als het economisch beroerd gaat, zie je deze mensen ook het eerst vertrekken.'

De overheid maakt een gelijksoortige beweging, vervolgt hij. ‘Als het goed gaat op de arbeidsmarkt, dan stromen premies en belastigen binnen. Dan gaat de overheid meer investeren in trajecten om mensen arbeidsfit te krijgen.' 

Dat noemt Dannenberg de gordijnbeweging op de arbeidsmarkt. Want het gordijn gaat weer dicht als de vraag naar werknemers daalt. ‘Maatregelen als het sluiten van de sociale werkvoorzieningen en korten op de Wajong en WW ontstonden in tijden van crisis.’

Wat kunnen overheid en werkgevers leren van voetbaltrainers?

Dat pakken voetbaltrainers heel anders aan. 'Die trainen altijd de bankzitters', aldus Dannenberg. 'Er staan 11 mensen in het veld en op de bank zit een zwaargetrainde groep die onderdeel is van het teamgebeuren. Terwijl overheid en arbeidsmarkt mensen ongetraind aan de kant laten zitten tot het moment dat ze weer nodig zijn. Maar dan moeten ze eerst naar de training gestuurd worden voordat ze het veld op kunnen. En dat is niet handig,'

Dannenberg pleit dan ook voor 'anticyclisch investeren' in mensen naar het voorbeeld van voetbaltrainers. Maak mensen in tijden van laagconjunctuur fit voor de arbeidsmarkt.

Luister naar zijn verhaal in de sneak preview van de podcast ‘Onzeker werkenden’. Lees op www.divosa.nl meer over het thema bestaanszekerheid.

Binnenkort verschijnen er meer podcasts in de serie 'Zaaigoed'. Houd onze website in de gaten of abonneer je hier

Podcast: Onzeker werkenden met Erik Dannenberg

De meeste Nederlanders zijn tevreden over hun leven. Dat blijkt uit een nieuw rapport van het sociaal en cultureel planbureau.

Nederlanders geven gemiddeld een 7,8 aan hun leven als rapportcijfer voor hoe tevreden ze zijn, maar dat doet niet iedereen. Er zijn ook groepen met wie het zowel feitelijk als ook hoe zij dit zelf ervaren best wel slecht gaat. We zien hier met name mensen met wat slechtere inkomens, mensen met minder opleiding. Maar wat ook vooral belangrijk is, is dat het mensen zijn die zelf het gevoel dat ze niet veel kunnen veranderen aan hun leven.

Allard Amelink, moderator van de podcast: ‘Je hoorde een fragment uit het NOS-journaal van 10 september 2019. Annemarie Wennekers van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) licht het rapport toe dat het SCP die dag gepubliceerd heeft. Het rapport schetst hoe het goed gaat met Nederland, maar dat er ook een groep is die daar onvoldoende van kan mee profiteren, een groep met wie het moeilijk gaat, die geen bestaanszekerheid heeft of in ieder geval niet ervaart. ‘Wat is bestaanszekerheid?’ ‘Waarom heeft niet elke groep in de Nederlandse samenleving dat?’ En vooral ook: ‘Hoe kunnen we dat veranderen?’ In deze podcast gaan we in op deze vragen.

We horen Erik Dannenberg. Erik is voorzitter van Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren in sociaal domein en hij is lid van de programmaraad van het Programma Sociaal Domein. In deze podcast houdt hij een pleidooi voor meer aandacht voor onzeker werkenden. Hij geeft meerdere oplossingsrichtingen, zoals één inkomensregeling in plaats van een oerwoud aan regelingen.

Hij pleit voor anticyclisch investeren na het voorbeeld van voetbaltrainers. Om inkomstenschommelingen op te vangen pleit hij voor een expansievat. En dat alles om te voorkomen dat mensen ervaren dat ze in een flipperkast zitten. Kortom, je hoort het: beeldspraak genoeg. En naast Erik hoor je verschillende verhalen van gemeenten. Zo vertelt Linda Voortman, wethouder in Utrecht, ons over het digitale huishoudboekje. Kortom we gaan opzoek naar handvatten voor bestaanszekerheid voor iedereen.

Maar allereerst: ‘Wat is bestaanszekerheid eigenlijk?’

Erik Dannenberg: ‘Bestaanszekerheid is een soort garantie dat je rond kunt komen, met je inkomen. Dat je allerlei dingen die op je weg komen goed kunt betalen. Dat zijn ook dingen als eigen risico’s, zorgpremies, kosten die je maakt rond je kinderen, kosten die je maakt om op je werk te kunnen komen. Dus eigenlijk allerlei factoren die je nodig hebt om maatschappelijk te kunnen meedoen. Als je bestaanszekerheid geborgd is dan durf je ook stappen te zetten. Dat zie je heel vaak: Wanneer durven mensen in een relatie te stappen, wanneer durven mensen een opleiding te starten, wanneer durven mensen een huis te kopen. Het is heel normaal dat pas als je voldoende stabiliteit voelt dat je een soort volgende stap durft te nemen. En dat zou ik eigenlijk iedereen gunnen.’

Allard Amelink: Voldoende stabiliteit, zodat je maatschappelijk kan meedoen. Dat is bestaanszekerheid. En zoals Erik zegt: dat gunnen we iedereen. Artikel twintig van de grondwet zegt: “de bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerpen van zorg der overheid”. Maar niet iedereen heeft dus die bestaanszekerheid. Welke groep in de samenleving is dat, bij wie die bestaanszekerheid zonder druk staat?

Erik schetst de beroepsbevolking van Nederland om dat uit te leggen: ‘Je zou naar onze beroepsbevolking kunnen kijken als een soort lange lijn, een as. Als je helemaal aan de linker kant plaatst de mensen die het minst productief zijn in ons land in economisch opzicht en aan de rechter kant van het lijntje de groep die het meest productief is. Dan zou je kunnen zeggen helemaal aan de linker kant van die lijn daar zitten mensen met een zodanige beperking en handicaps fysieke en mentale psychische situaties zitten en dat iedereen eigenlijk in ons land zegt: die groep moeten we gewoon goed helpen.’

‘Kinderen met ernstige meervoudige beperkingen, volwassenen die een vreselijk ongeluk hebben meegemaakt, een zware vorm van niet-aangeboren hersenletsel of fysiek helemaal in de kreukels zitten. Daar gaat de discussie niet over. Daarvan zeggen wij gewoon: die moeten ontzorgd worden als het gaat om hun zorgvraag en hun inkomen. En daar hebben we wetten voor, zoals de Wajong, de wet langdurige zorg waarbij eigenlijk op huisvesting, op zorg, op alles wat je nodig hebt je gewoon ontzorgt wordt. Daar hebben we weinig discussie over in ons land. Al duizenden jaren lang zijn we een buitengewoon solidaire samenleving en als je ziet ook hoe de relatie tientallen jaren dat altijd in wetgeving is geweest. Dat deel komen we niet aan. Als je dit overkomt in je leven staan we met zijn allen achter je en om je heen en dan regelen we dat voor je.

‘Aan de andere kant van het spectrum zien we juist de meest productieve mensen van ons land. Daar is een zekere schaarste omheen. En de kosten vaak ook veel. Denk aan de mensen die helemaal doorgegroeid zijn in de top van het bankwezen, pensioenfondsen of denk aan topfuncties in de zorg, in de onderwijswereld en in de woningcorporaties. Maar die groep redt zich maatschappelijk wel. Daar gaat vandaag de discussie niet over.’

Allard Amelink: ‘Erik schetst dus de beroepsbevolking als een lijn. Met aan het ene extreme duidelijk zorgbehoevende mensen voor wie wij ook als samenleving zeggen: wij zijn er voor jou. En aan het andere uiteinde mensen die heel schaars zijn op de arbeidsmarkt en ook veel verdienen. Deze twee groepen staan niet centraal in deze podcast. Het gaat over groepen die zich daartussen bevinden. Tussen de groepen zit eigenlijk de grootste groep. Dat zijn de normale Nederlanders die gewoon in de CAO zitten en leuke baan hebben en af en toe eens wisselen van baan.’

Erik: ‘In Nederland hebben wij veel rechten gekoppeld aan het hebben van een vaste baan. Hoe langer je ergens zit, hoe groter je rechten worden. Mensen denken soms wel even na over een verandering en het geeft zeker stabiliteit op veel fronten in het leven. Als er wat mis gaat dan heb je in ieder geval goede rechten. Daar zitten ook wel de goede zzp’ers, de mensen die daar zelf voor gekozen hebben. Of ondernemers die een eigen onderneming zijn gestart en inmiddels heel veel personeel in dienst hebben. Een grosso modo zit in die groep vrij veel bestaanszekerheid, die redden zich wel.’

‘Naarmate je verder naar links gaat zie je eigenlijk de middeninkomens en ook nog verder naar links de lage middeninkomens en in die groep is er best wel veel aan de hand. Vroeger kon je met één salaris je hele gezin onderhouden. Denk aan de postbode die gewoon zijn kinderen naar school kon laten gaan, de huur kon betalen, zijn partner kon onderhouden, eten en drinken kopen, kleding kopen in een gerespecteerd beroep. In dat segment zie je tegenwoordig de gedwongen zzp’ers zitten die haast met zijn tweeën gedwongen pakjes moeten bezorgen om gewoon nog rond te kunnen komen. Als één van de twee een tijdje ziek is dan valt er onmiddellijk zo’n stuk inkomen weg. Dat je niet meer weet hoe je de volgende maand de huur of hypotheek moet betalen. Deze mensen staan veel meer op scherp dan voorheen. We hebben behoorlijk volume, ook vergeleken met andere landen mensen die in een soort van gedwongen zzp constructie zitten of flexbanen, tijdelijke banen. Met die groep is veel meer aan de hand. Daar zie je ook veel meer schuldenproblematiek en armoede, werkende armen dan voorheen. Dus daar hebben we wel serieuze vraagstukken.

Denk aan maaltijdbezorgers die vaak op stukprijs worden betaald of in een flexconstructie zitten. Als deze mensen een keer ondersteboven worden gereden of van de scooter vallen. Hoe is dan hun betaling van de vaste lasten of hun eten of drinken de volgende maand geregeld? Dat zijn hele grote onzekerheden die boven de mensen hun hoofd hangt. Dat hebben we op zo een grote schaal gedaan dat veel meer mensen dan voorheen in de onzekerheid zitten over: hoe ziet mijn leven er over een half jaar uit? Jonge, slimme mensen die vaak ook wel zo starten, maar die ontwikkelen zich daar wel uit. Het gaat me vooral op de groep mensen die gesloten zitten in zo’n flexbestaan.

Allard Amelink: ‘Onzeker werkend of werkende armen dat is de groep waar die bestaanszekerheid het sterkst onder druk staat. Waarom is dat het geval? Erik noemt vier redenen. Allereerst noemde hij net al de flexibilisering van de arbeidsmarkt, wat soms tot gedwongen constructies leidt. De tweede factor is dat juist deze groep enorm last heeft van de economische conjunctuur.

Erik Dannenberg: Als de arbeidsmarkt als een tierelier draait dan gaan werkgevers op zoek naar laag productieve, want ze hebben een gevulde orde portefeuille. De klanten rammen op de deur. Wat is de leeftijd, kan het niet sneller? Tegelijkertijd hebben ze niet voldoende werknemers en gaan ze zeker op zoek naar de lagere productieve en zeg maar: “Oké, wij doen de praktijkopleiding wel, wij zorgen wel dat de mensen het vak leren. Maar alsjeblieft UWV, gemeenten: waar zijn die mensen, want we hebben ze nu nodig”.

‘We zitten nu ook weer in zo’n tijd. De werkgevers staan bijna bij de gevangenis te wachten van wie er nu weer vrij komt. Ze hebben handen nodig om het werk gedaan te krijgen. Maar in een tijd dat het economisch beroert gaat en de spanning is ver. Valt ons bedrijf om of die andere? De laag productieve gaan dan niet jouw bedrijf redden en die groepen zie je dan als eerst ook vaak weer vertrekken.’

‘De overheid aan de andere kant van het spectrum, helemaal links maakt een bijna gelijktijdige beweging. De overheid die zorgt eigenlijk voor mensen die een zware zorgvraag hebben. Dat is evident een overheidstaak, daar is geen discussie over. Zorgorganisaties, begeleiding van gehandicapten dat doen we collectief via de overheid. Als het goed gaat op de arbeidsmarkt dan gaat het ook goed bij de overheid.’

‘Dan stromen de premies en belasting binnen. Dan gaat de overheid steeds meer doen voor die laagproductieve. Als de arbeidsmarkt zich terug trekt van de laagproductieve dan komt er minder geld bij de overheid binnen en die trekt zich gelijktijdig terug van die laagproductieve. Dat zag je dan, dat juist in een economisch langdurige crisis, die we achter ons hebben gelaten gelukkig. Wanneer sloot de overheid de sociale werkvoorziening? Werd de dagbesteding met een kwart gekort. Met de Wajong teruggesnoeid tot alleen maar mensen die nul procent verdienvermogen hebben. Zag je dat de WW duur werd ingekort. ‘

‘Al dit soort maatregelen vielen midden in de crisis. Juist op het moment dat je het niet moet doen. En wanneer zie je altijd dat de overheid weer oprukken met allemaal goede dingen voor de mensen? Dat is als de werkgevers zeggen: ‘we hebben die mensen weer nodig.’ Dan begint de overheid weer met allemaal opleidingsprogramma’s, arbeidsfitprogramma’s, bbl-trajecten. Noem het maar op. En dan ontstaan weer van alles om iedereen weer up running te krijgen.''

Wat je tussen arbeidsmarkt en overheid ziet is wat ik al aanduid als de gordijnbeweging. Dus op het moment dat de arbeidsmarkt oprukt en de laagproductieve weer vraagt, dan rukt de overheid ook weer op en schuift het gordijn dicht en die gaat dan allemaal dingen voor de mensen doen, maar te laat. De werkgevers staan wel te roepen van waar zijn die mensen. De gemeenten en UWV die moeten opnieuw leren kennen, omdat ze jaren lang toch niet geholpen zijn'. Want er was geen perspectief voor hen. Op het moment dat het weer mis gaat op de arbeidsmarkt trekt de overheid zich weer van deze groepen terug in plaats van dat je ze actief houdt.’

Allard Amelink: ‘Deze groep van onzeker werkenden die last hebben van een gebrek aan bestaanszekerheid hebben dus last van de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ze hebben extra last van de economische conjunctuur, wat versterkt wordt door het gordijneffect. Waarin als de arbeidsmarkt terugtrekt, ook de overheid zich terugtrekt. Ten derde zijn er de stijgende lasten.’

Erik Dannenberg: ‘Dat je veel mensen ziet die te maken hebben gehad met een gefixeerd inkomen. Dus nauwelijks gestegen. Cao’s zijn achtergebleven bij de lastenontwikkeling. Ook mensen met een invaliditeitspensioen, die zeiden van: het is nooit meer geïndexeerd. Ik zie mijn zorgkosten oplopen, ik zie mijn huur elk jaar verhoogd worden, ik moet meer zelf bijdragen en premies gaan betalen. De energielasten stijgen, want ik moet van het gas af, maar hoe dan?’

‘Dan roept er ook nog iemand: “We moeten aan de biologische landbouw, want we betalen veel te weinig voor ons voedsel”. Dat zijn zeer gerechtvaardigde vragen. Dat moeten we ook echt doen. Maar de mensen met lage inkomens, wat gefixeerd is en overal oplopende lasten dat jaagt mensen heel erg schrik aan. Mensen die met angst weer naar het najaar kijken van hoe hoog wordt de zorgpremie komend jaar weer. Want hun inkomen stijgt niet mee met dit soort stijgende lasten. Dus dat brengt veel mensen in de problemen. Dat zie je ook echt bij de laag-middeninkomens dat ze onder water zakken en gewoon niet meer rond komen.’

Allard Amelink: ‘En de vierde reden dat deze groep van onzeker werkenden kampt met bestaansonzekerheid is door de manier waarop wij de boel hebben ingericht. We hebben een stelsel gebouwd dat zo complex is dat het haast contraproductief werkt.’

Erik Dannenberg: ‘Wat dacht je van mensen die in september een nieuwe baan vinden? Helemaal trots zijn en hun inkomen gaat een beetje omhoog. Ze denken dat ze zich kunnen verbeteren. Dan komen ze er een jaar of twee jaar later achter dat ze de toeslagen moeten terugbetalen van januari tot en met augustus. Dan zeggen ze van: Ja, maar dat had ik toen toch nodig om van rond te komen?’ Niks mee te maken, zegt de Belastingdienst. Wij rekenen alleen maar in jaren. Oké, ik moet gaan terugbetalen over een tijd dat ik het nodig had.’

‘Mensen kunnen dat soms niet volgen. Dat we het mensen aandoen dat ze in zevenentwintig inkomens ondersteunende maatregelen een weg moeten zien te vinden en dat er acht verschillende definities in ons land bestaan over: ‘Wat is een inkomen? Wat is een partner? Wat is een vermogen? Nou ja, ik moet bijna afgestudeerd fiscalist zijn om dat te snappen.

Allard Amelink: ‘Linda Voortman, wethouder werk en inkomen van de Gemeente Utrecht deelt de analyse van Erik.’

Linda Voortman: ‘Het lijkt soms wel hoe minder geld je hebt, hoe moeilijker het is om het helemaal te organiseren. Wat je allemaal moet overleggen aan papieren. Maar ook waar je allemaal rekening mee moet houden. Als je daar de hele tijd mee bezig bent, we zeggen ook hier weleens: Arm zijn is soms een dagtaak. Omdat je zoveel bezig moet zijn met beroepen doen op allerlei regelingen waar je hulp voor kunt organiseren.’

Erik Dannenberg: ‘En als je één fout maakt dan ben je fraudeur en wordt je ook nog uitgesloten voor hulpverlening. Dat is een relatief hard régime op mensen waarvan je niet kunt vooronderstellen dat ze alles begrijpen wat de overheid in zijn ingewikkeldheid heeft bedacht.’

Allard Amelink: ‘En het is zeker niet zo dat het alleen geldt voor laaggeletterden.’

Erik Dannenberg: ‘Ik was in een zaal waar iemand op het podium'vroeg van: ‘Wie heeft weleens problemen gehad met digitale overheidsloketten en had de neiging om de computer door de kamer te smijten?’ Toen ging bijna de hele zaal staan. Dat was wel heel bijzonder om te zien, want het was alleen een probleem van mensen die laaggeletterd zijn of digibeet. Dat zaaltje vol hoogopgeleide Nederlanders ook gewoon zegt van: Ik kom er gewoon niet uit, ik snap er geen moer meer van.

Allard Amelink: ‘Als je in dat woud van complexe regelingen weet door te dringen, dan leidt het vervolgens tot een heel onrustig en financieel beeld door de maand heen. Joost van Diemen van de sociale dienst van Drechtsteden verteld wat hij in zijn dagelijkse praktijk tegenkomt.’

Joost Van Diemen, gemeente Drechtsteden: ‘Veel klanten van de sociale dienst die hebben sowieso al moeite om rond te komen van hun uitkering. Dat is natuurlijk geen vetpot. Als je daarnaast ook nog parttime werkt en je krijgt ook nog toeslagen, wat per definitie het geval is via de Belastingdienst, dan krijg je in het slechte geval op vier of vijf momenten per maand je inkomen. Je moet een ster zijn in budgetteren wil je dan op enig moment je huur kunnen betalen. Al die bedragen op zich zijn onvoldoende op je huur te kunnen betalen, maar bij elkaar wel. Dus je moet elke keer van die bedragen die je krijgt een klein stukje sparen om op het eind van de maand je huur echt te gaan betalen. Dat is bijna vragen om problemen bij mensen die structureel geld te kort komen.’

Allard Amelink: ‘Het is deze optelsom van factoren die maakt dat je met recht kan spreken van onzeker werkenden. Mensen wiens bestaanszekerheid onder druk staat. Dit is dus een groep die snel in de financiële problemen kan komen.’

Erik Dannenberg: ‘Op dit moment zit één op de vijf Nederlandse huishoudens zwaar in de penarie. Die zitten echt in problematische schulden of ze dreigen daarin af te glijden. Schulden werken ongelofelijk ontwrichtend en geven spanningen in gezinnen over de besteding van het geld. En geven een onveilige situatie vaak ook naar kinderen toe. Geven gezondheidsproblemen. Je kunt je kapot schrikken van al die brieven die je krijgt. Deurwaarders aan de deur. Logisch is dat je dan ook allerlei zorgkosten krijgt. Dokter ik slaap zo slecht, heeft u niet wat voor me? Relaties die onder spanning staan en kapot gaan, jeugdhulpkosten die daardoor oplopen, schuldenwerk dat ongelofelijk ontwrichtend is. De schaarste onderzoeker laat ook zien dat mensen, omdat ze alleen maar gefocust raken op de korte termijn eigenlijk 13 iq-punten gewoon missen in hun functioneren als het gaat over nog adequaat handelen op de lange en minder lange termijn.’

‘Kortom: ‘Hoe kunnen we nou een samenleving zo inrichten dat mensen niet door allerlei foutjes of soms ook door zo onhandige keuzes zo zwaar in de schuldenpenarie terecht komen. Het geheel overziende zijn veel meer mensen in een soort balletje een flipperkast gevoel. Ik ben even hier en dan word ik weer weggetikt en dan moet ik weer daar. Dan word ik daar weer weggetikt en dan moet ik daarheen. Als het misgaat dan zit ik in het putje beneden en zit ik thuis en dan zorgt niemand meer voor me. En dan geeft zo’n onzekerheid. Dat balletje in het flipperkast zijn. Heel veel mensen hebben dat gevoel gekregen in onze flexmaatschappij.’

Allard Amelink: ‘Het pleidooi van Erik is duidelijk. We moeten veel meer aandacht hebben voor deze groep die zich voelt als een balletje in een flipperkast. Maar wat zijn goede oplossingsrichtingen? Waar moeten we aan denken? Erik noemt drie dingen: daarom pleiten we altijd voor bestaanszekerheid, dat is een kernwoord. Gelukkig ook in het hele overleg met de vijf ministeries. Dat woord komt tegenwoordig overal weer terug. Pas als mensen bestaanszekerheid hebben dan durven ze ontwikkelingsstappen te zetten. Als je in een bestaansonzekerheid zit, waar misschien wel een miljoen of anderhalf miljoen mensen in zitten die dus ook niet tot ontwikkeling komen. Als je in een permanente stress situatie zit. Ik weet niet wanneer mijn flexbaan weer afloopt? Ik weet niet wanneer ik word ingehuurd? Ik weet niet of ik de volgende maand wel de huur nog kan betalen, want ik heb blauwe enveloppe van de belastingdienst gekregen en ik moet toeslagen van drie, vier, vijf jaar terug nog betalen? Wat wij zien in de praktijk is dat daardoor mensen zich vasthouden aan een te laag niveau waarop ze zekerheden hebben.’

Allard Amelink: ‘Het huidige stelsel nodigt niet uit om een treedje omhoog te gaan. Een stapje extra te doen.’

Erik Dannenberg: ‘Zodra je één stap omhoog zet op de trap dan komt er iemand aanlopen die een traptrede onder je weghaalt. Doe je weer een stap omhoog dan vervalt weer je oude indicatie. En die mensen denken: ‘Ja, maar bij de volgende laagconjunctuur mikken ze mij er weer uit. Dan heb ik niks meer en moet ik weer helemaal de goot in voordat iemand mij weer helpt. Dan moet ik eerst weer ellende sparen voordat ik een indicatie krijg. Of ze denken: Het gaat in mijn persoonlijke leven mis en dan moet ik weer een treedje terug kunnen doen en dat kan dan niet meer.’

Allard Amelink: ‘Joost van Diemen van de sociale dienst Drechtsteden onderschrijft dit punt volledig.’

Joost van Diemen: ‘Als een klant aan het werk is zeggen ze van: Nou, dan wordt de uitkering beëindigd.’ Dan krijgen ze een brief voor de beëindiging van de uitkering en daarmee hebben wij eigenlijk niets meer met die klant te maken. Mocht het nou verkeerd gaan en dat kan natuurlijk heel erg goed. En je valt terug dan is het niet zo dat je dan kan bellen naar de contactpersoon bij de sociale dienst en zegt van: “Het is even verkeerd gegaan, help me even en zorg dat de uitkering weer hervat wordt”. Dan moet je weer heel het circus in. Zorg ervoor dat als mensen het lef hebben om die stap voorwaarts te nemen dat je een vangnet hebt waar ze kunnen worden opgevangen op het moment dat het even niet gaat. Dan zorg je ervoor dat mensen ook meer durf gaan tonen.’

Erik Dannenberg: ‘En dat moeten we nog veel beter inregelen dan nu. Het liefst traploos regelbaar. Dan moeten we af van talloze deelregelingentjes voor bepaalde omlijsten doelgroepjes. Alle mensen die om wat voor een reden dan ook, het maakt niet uit: een vorm van verlaagde of verwisselende productiviteit kennen. Dat je een hele veilige structuur aanbrengt.’

Allard Amelink: ‘Het tweede punt in het pleidooi van Erik is dat we iets moeten doen aan het gordijneffect. Dat was het effect waarin in tijden van hoogconjunctuur er een hoop vraag is naar arbeidskrachten. Dus ook mensen met een lage arbeidsproductiviteit. Tegelijkertijd de overheid ook heel erg investeert in die mensen. Terwijl in economisch slechte tijden de arbeidsmarkt minder vraag heeft naar mensen met een lagere productiviteit. En ook de overheid zich terugtrekt en niet investeert in deze mensen. En uiteraard heeft Erik daar een mooie beeldspraak bij.’

Erik Dannenberg: ‘Nou, wat kunnen arbeidsmarkt en overheid nou leren van het voetbal? Het voetbal traint altijd de bankzitters. Er staan elf mensen in het veld en op de bank zit een zwaar getrainde groep die meedoet, die onderdeel is van het team gebeuren. En als er één uitvalt dan kun je er zo weer eentje in laten stromen die helemaal getraind klaarstaat. Terwijl overheid en arbeidsmarkt mensen langdurig ongetraind naast de kant laat zitten. En op het moment dat ze weer nodig zijn dan moeten ze eerst naar de training gestuurd worden voordat ze het veld in kunnen. En dan is niet handig.’

‘Dus het pleidooi van Divosa en gelukkig ook van vele andere is: train nou de mensen in een tijd van laagconjunctuur, dan juist moet je van alles doen aan scholing, training, stageplaatsen, vrijwilligerswerk, dagbesteding, noem het maar op. En op het moment dat die economie weer aantrekt en mensen wel weer gevraagd worden in een bepaalde baancontext, dan kun je zeggen van: Oké, hier staan getrainde mensen klaar die kunnen zo het veld in. Dat betekent anticyclisch investeren.’

‘We zijn buitengewoon verheugd dat er eindelijk plannen bestaan om ook juist in de tijden van laagconjunctuur fors te gaan investeren. Maar dat moet ook gewoon over opleiden, trainen enzovoorts. Heel veel sectoren kennen wel sectorfondsen, maar die zijn gericht op de eigen sector. Maarja, in een zeer snel veranderde en internationaliserende samenleving moet je niet sectoraal denken, maar moet je juist denken in: Welke banen zijn aan het verdwijnen? Welke banen zijn aan het verschijnen?’

‘Als mensen het werk uitgeraakt zijn voor banen die in de toekomst niet meer bestaan. Nu straks de cv-ketel monteurs, maar straks hebben we warmtepomp monteurs nodig. Dus als je zorgt dat mensen klaar staan voor de nieuwe type banen die straks weer aan het ontstaan zijn, dan kunnen we sleutelen aan robotarmen enz. Train mensen voor verschijnbanen en dat moet je juist ook veel doen in de laagconjunctuurtijd. Dat zou een uitdaging zijn. Dat is politiek lastig, want welke verbind personen, welk kabinet gaat geld klaarleggen voor de opvolgers? Terwijl er nu ook allerlei interessante dingen te doen zijn en maatschappelijk gescoord kan worden. En daarin hoop je gewoon dat we echt kijken naar de lange lijnen en dus niet een soort gordijnbeweging, waardoor je een hele schichtige bevolking creëert. Van ja: nu heb ik al een voorziening en ondersteuning construct wat mij helpt. Maar straks gaven ze het toch weer af. Als het mis gaat hebben ze toch weer een mooi verhaal en dan wordt het weer afgeschaft.’

Allard Amelink: ‘Eén inkomensregeling die mensen echt stimuleert om zichzelf te ontwikkelen en een stapje hogerop te gaan, omdat ze de zekerheid hebben dat ze een stapje terug mogen zetten als dat nodig is. Anticyclisch investeren, dus juist als de economie slecht is investeren in de ontwikkeling van mensen. En als derde pleit Erik voor nieuwe manieren om financieel overzicht te creëren.’

Erik Dannenberg: ‘Al die schommeling van toeslagen op het moment dat mensen wisselende inkomens hebben, dat je dat gewoon opvangt. Denk aan dat rode keteltje bij de vv-ketel. Zo’n expansievat wat de drukverschillen opvangt.’

Allard Amelink: ‘In de Drechtsteden hier doen ze een experiment mee. Joost Van Diemen vertelt hierover.’

Joost van Diemen: ‘Met de methode richten we ons op het inkomen uit arbeid en de bijstandsuitkering. En vragen we eigenlijk aan die klant: ‘Gaat u ermee akkoord dat het salaris wat u verdient naar de sociale dienst wordt overgemaakt?’ En dan is de klant op de eerste van de maand altijd zeker van een volledige uitkering. En als de situatie zo is dat we niet alle inkomsten hoeven te verrekenen, dan krijgt hij een week of twee weken later een nabetaling. Het is denk ik een hele goede methode om de klant beter ten dienst te zijn en een beter overzicht te geven over zijn financiën.’

Allard Amelink: ‘De sociale dienst figureert hier dus eigenlijk als expansievat voor de inkomsten uit uitkering en werk. Dat is nuttig voor de persoon in casus, maar het heeft ook een breder doel.’

Joost van Diemen: ‘In eerste instantie ontzorgen van de groep die nu werkt. Maar ook het sentiment om rond parttime werken te doorbreken.’

Allard Amelink: Want dat sentiment moet niet zijn dat werk alleen maar gedoe oplevert, maar dat het loont. Een twee voorbeeld van een expansievat, zoals Erik dat noemt is Utrecht die het huishoudboekje heeft. Henna Snelhoven, gebruiker van het huishoudboekje en Linda Voortman vertellen erover.’

Linda Voortman: ‘Je ziet vaak dat mensen te maken hebben met verschillende inkomstenbronnen. Bijvoorbeeld loon of een uitkeringen en dan verschillende toeslagen. Op verschillende momenten komen die binnen, maar ook de uitgaven gaan op verschillende momenten eruit. Mensen die net rond kunne, komen die kunnen daar soms last van hebben. Dat dat dus niet goed op elkaar aansluit. En wat we daarin doen, het huishoudboekje. Eigenlijk zegt de naam het al. Het is een app op je iPad of telefoon waarmee je een overzicht kunt hebben over je financiën en waarbij we er dus voor zorgen, wij nemen de betaling van de rekeningen over.’

Henna Snelhoven: ‘Toen hebben ze gezegd dat ze je dan helpen met je huur. Zij betalen dus je huur, gas en licht, water en je ziektekosten. Die vier grote posten worden dan door het huishoudboekje betaald. Dus dan heb je geen zorgen meer. Het geld wat er overblijft, want het is je eigen geld dat storten ze naar je rekening toe. En daar moet ik de rest van mijn andere dingetjes mee betalen. Dat heet dan leefgeld.’

Linda Voortman: ‘Ja, de doelgroep van deze regeling dat zijn mensen die geen schulden hebben. Verder kan dat heel ruim zijn. Het kunnen verschillende mensen zijn. Wat wij terug horen is dat ze veel meer rust ervaren. En dat ze daardoor ook ruimte in hun hoofd hebben om aan andere dingen te denken. Als jij de hele dag alleen maar bezig bent met van: ‘Kan ik alles wel betalen, kan ik alle rekeningen die binnen komen wel betalen?’ Dan heb je geen tijd om ook nog na te denken over: ‘Hoe kom ik aan het werk?’ of ‘hoe gaat het met de andere leden in mijn gezin?’ Mijn kinderen bijvoorbeeld. Dus juist daarvoor is dit ook heel erg belangrijk. We zien dat ook al met mensen die schulden hebben. Dat die ook vaak heel veel stress hebben. En dus ook soms door die stress beslissingen nemen die op ons dom over kunnen komen. Dit zijn de mensen die daar nog niet inzitten. Maar die door de stress, als je ze niet helpt wel in de schulden kunnen komen. Wij willen nou juist voorkomen dat mensen in de problemen komen. Met dit huishoudboekje voorkomen we erger.’

Henna Snelhoven: ‘Ik ben hier zo dankbaar voor, want er zijn zoveel mensen in deze situatie, zoals ik die werken en te weinig verdienen. En ik wil niet, zoals ik op de televisie al die probleemmensen zie die duizenden schulden hebben. Dat had ik dus niet. Ik had geen schulden. Ik heb op tijd aan de bel getrokken.’

Linda Voortman: ‘Het mooiste zou zijn natuurlijk zijn dat je naar een systeem gaat waarbij dit eigenlijk niet nodig zou zijn. Dat je mensen niet zo afhankelijk zijn van al die verschillende toeslagen. Dat mensen netto meer overhouden om te besteden. Maar tot die tijd vind ik dit een goede oplossing.’