Podcast #11 Een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen

‘Er moet echt iets gebeuren aan ons arbeidsmarktstelsel.’ Dat is de conclusie van de Commissie Borstlap, die onderzoek deed naar de staat van de Nederlandse arbeidsmarkt. In januari verscheen hiervan het onderzoeksrapport. In deze podcast vertelt commissielid Saskia Klossen, hoogleraar sociaal recht en lid van de SER, wat de commissie heeft gesignaleerd. Aangevuld door een praktijkverhaal van Joost Bruggeman van de gemeente Leiden en door de visie van Erik Dannenberg, directeur van Divosa, gaat ze in op de fundamentele kritiek van de commissie. En vervolgens op de vraag hoe we het uitkeringsbeleid echt productief maken. Hoe zorgen we ervoor dat iedereen de intrinsieke waarde van werk kan ervaren?

Podcast #11 Een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen

Een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen

Je luistert naar Zaaigoed onderdeel van het Programma Sociaal Domein, inspiratie voor en door Rijk en gemeenten.

Werk. Het is voor de meeste van ons de belangrijkste besteding van onze dag. Er is dan ook een groot publiek stelsel opgebouwd rondom werk. Wetgeving, sociale vangnetten voor als je geen werk hebt en begeleiding en scholing. In de afgelopen periode heeft de commissie regulering van werk, ook wel bekend als de Commissie Borstlap, onderzoek gedaan naar de staat van de Nederlandse arbeidsmarkt. Eind januari verscheen hiervan de bevindingen in het eindrapport ‘In wat voor land willen wij werken?’. In deze aflevering gaan we eerst in op wat de Commissie heeft gesignaleerd. En ik kan je alvast vertellen, dat is niet weinig. En in de tweede helft komen de aanbevelingen van de Commissie aanbod. Daarbij ligt de nadruk op wat raakt aan de verantwoordelijkheden van gemeenten. Je hoort vooral Saskia Klossen, hoogleraar sociaal recht aan de Universiteit van Maastricht. Zij is kroonlid van de SER en een van de leden van Commissie Borstlap. Verder hoor je Joost Bruggeman uit Leiden met een verhaal uit de praktijk en Erik Dannenberg van Divosa.

Wat houdt de fundamentele kritiek van Commissie Borstlap in? Hoe maken we het uitkeringsbeleid echt productief? En hoe zorgen we dat iedereen de intrinsieke waarde van werk kan ervaren? Je hoort het in deze aflevering van Zaaigoed; Een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen.

Als eerste hoor je Saskia Klossen. Wat was de onderzoeksopdracht van de Commissie Borstlap?

Klossen: ‘Nou we hebben vooral gekeken naar de regelsystemen rondom werk. En meer specifiek naar de wisselwerking, de onderlinge samenhang tussen het arbeidsrecht, het sociaal zekerheidsrecht, scholingssystemen en fiscale maatregelen. En onze opdracht was na te gaan of dit geheel toekomstbestendig is. Kunnen we daarmee vooruit? Of zijn aanpassingen nodig? En zo ja, waar en waarom? We hebben ons hierover gebogen en vastgesteld dat er behoorlijk wat werk aan de winkel is. De bestaande regels rammelen aan alle kanten. Zijn vaak niet consistent en bovendien buitengewoon ingewikkeld. Daar komt bij dat ze vaak niet doen wat ze moeten doen, namelijk bestaanszekerheid garanderen door mensen voldoende werk- en inkomenszekerheid te bieden. Het stelsel schiet op dit punt tekort en dat zorgt voor maatschappelijke tweedeling. Een tweedeling tussen kansrijke en kansarmen. Zowel op de arbeidsmarkt, denk aan de flexwerkers, de zzp’ers, als binnen de uitkeringsregimes, denk aan mensen die langdurig aan de kant staan. Deze tweedeling is schadelijk voor de economie en de samenleving als geheel.’

Ik zei het al in de introductie, de kritiek van Commissie Borstlap is niet mild. Het systeem rammelt aan alle kanten, het is niet consistent, het is te ingewikkeld, het garandeert geen bestaanszekerheid, terwijl dat juist het doel is. En het zorgt voor maatschappelijke tweedeling.

Klossen: ‘Er moet dus echt iets gebeuren. De spelregels op de arbeidsmarkt zijn echt toe aan een nieuw ontwerp. Een ontwerp dat waardevol werk omarmt en dat mensen in staat stelt om duurzaam actief te zijn op de arbeidsmarkt. Ook als ze een lage productiviteit hebben. Want werk is ook voor hen waardevol. Dus daarom moeten ook zij op een waardevolle manier kunnen meedoen in de samenleving. Kunnen ze dat niet op eigen kracht, dan moeten niet alleen zij maar ook werkgevers daarbij worden geholpen.’

De intrinsieke waarde van werk, wat houdt dat precies in?

Klossen: ‘Werk heeft eigenlijk verschillende soorten waarde. Niet alleen economische waarde, maar ook waarde voor de mens an sich. Voor persoonlijke groei, voor ontwikkeling, voor eigen waarde. En het zorgt natuurlijk ook voor sociale samenhang in de samenleving.’

Er is onbenut arbeidspotentieel dat is jammer voor de economie, en het is goed voor mensen om aan het werk te zijn. Goed voor hun eigen waarde en voor hun ontwikkeling. En we hebben een stelsel om mensen weer aan het werk te krijgen. Wat is daar dan mis mee?

Klossen: ‘Op het eerste gezicht lijkt daar niks mis mee. Het stelsel is namelijk sterk gericht op activering en probeert op allerlei manieren mensen die hun baan verliezen zo snel mogelijk weer terug te brengen naar de arbeidsmarkt. Kijken we naar de praktijk, dan zien we echter precies het omgekeerde gebeuren. In de praktijk, in de werkelijkheid staan juist heel veel mensen langdurig aan de kant. Zeker naarmate de tijd verstrijkt sluit het bestaande systeem hen eerder uit dan in.’

Het beleid is dus niet effectief. Maar hoe komt dat? Saskia noemt meerdere dingen. Als eerste zegt ze; het activeringsbeleid is niet productief genoeg, want het komt pas in actie als je zonder werk zit.

Klossen: ‘En het gevolg daarvan is dat de focus veel te weinig ligt op het belang van het voorkomen van uitval door ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkeloosheid. En de belangrijke rol die het behoudt en de verdere ontwikkeling van menselijke kapitaal daarin speelt. Dan het tweede punt, als je eenmaal een uitkering hebt dan is de ondersteuning die iemand nodig heeft om actief te blijven op de arbeidsmarkt gekoppeld aan het uitkeringsregime waarin je zit. En daar hebben we er nog wel wat van. Een belangrijk knelpunt is hier dat ieder regime anders is. Elk regime heeft zijn eigen voorwaarden, zijn eigen ondersteunende voorzieningen en zijn eigen uitvoerders. Het is alsof je overal stempels moet gaan halen om toegang te krijgen tot passende hulp en ondersteuning.’

Over wat voor regelingen hebben we het dan? Op welke manier is dat systeem zo opgeknipt?

Klossen: ‘Er is ten eerste al een knip tussen werkeloosheid en bijstand. Eerst krijg je WW en dan kom je in de Participatiewet terecht. En dan heb je binnen het sociale domein, heb je ook nog allerlei verschillende regimes. Dus je hebt bijvoorbeeld jeugdzorg, je hebt bijstand, bijzondere bijstand. Je hebt speciale systemen voor taalontwikkeling, noem maar op. We doen dat om controle te houden op rechtmatig gebruik en om fraude tegen te gaan. En dat is natuurlijk legitiem, maar de keerzijde hiervan is, is dat er overal schotten staan. Het systeem stroomt zo niet soepel door. Verder belemmeren de verschillen tussen de regimes een integrale aanpak en het realiseren van maatwerkoplossingen, terwijl dat nu juist aan de basis van de arbeidsmarkt zo belangrijk is. Verder zorgt het voor fragmentatie en dat maakt het systeem buitengewoon ingewikkeld, en voor gebruikers nauwelijks te volgen.’

Het is toch raar. Er is onbenut arbeidspotentieel, er zijn tekorten op de arbeidsmarkt, werk is goed voor mensen, en toch komen vraag en aanbod niet bij elkaar. We gaan naar Joost Bruggeman van gemeente Leiden. Hij is onder andere verantwoordelijk voor het project Basis van de arbeidsmarkt. Dit landelijke traject van het Programma Sociaal Domein is interessant, omdat het enerzijds een illustratie is van het deel van de problemen die Commissie Borstlap signaleert. Anderzijds biedt het traject ook een soort doorkijkje naar hoe de toekomst eruit zou kunnen zien. Hij vertelt dat precies de verbazing over dat vraag en aanbod niet bij elkaar komen de aanleiding vormde voor het project Basis van de arbeidsmarkt zorg.

Bruggeman: ‘We hebben aan de ene kant nogal wat mensen die in de bijstand zitten met een afstand tot de arbeidsmarkt. En aan de andere kant zien we dat er in de verpleeghuiszorg met name, gigatekorten zijn aan personeel. Maar bovendien weinig aandacht voor de bewoners, die dat op hun oude dag toch heel hard nodig hebben. Waarbij verpleegkundigen hun stinkende best doen om de juiste zorg te geven, maar door allerlei omstandigheden, onder andere enorme bezuinigheden de afgelopen jaren, niet voldoende toekomen aan het verlenen van voldoende aandacht. Maar wel het verlenen van specialistische zorg. Dus één en één is twee. We brengen mensen in beweging vanuit het bestand, die bemiddelen we richting de zorg. En iedereen blij. Dat was het idee. Nou ja, dan start je met zes zeven gemeentes verspreid over het land. Onder andere Enschede, de dal gemeentes in het Groningse. En we zijn in samenspraak met het ministerie van VWS, zijn we gaan kijken van wat zouden we eraan kunnen doen om die mensen in beweging te krijgen? En zo die tekorten in de zorg wat weg te nemen. En dan is het vooral maar eerst je netwerk proberen in kaart te brengen van je werkgevers in je regio, en daarmee in gesprek te raken. En dan merk je al heel snel dat het ene verpleeghuis niet het andere is. Dat komt omdat er verschillende soorten zorg verleend wordt. De bewoners hebben verschillende problematieken als het gaat om zwaarte en begeleiding die er nodig is. En niet iedere werkgever staat te springen om ongeschoold of laaggeschoold personeel aan te nemen, omdat ze het al hartstikke druk hebben om het rooster van de dag van morgen vol te krijgen of geregeld te krijgen.’

Klossen: ‘Mensen die langdurig aan de kant staan zijn in de ogen van werkgevers al snel minder productief. Vaak hebben ze ook beperkingen waardoor ze niet een op een passen op beschikbare functies. Ze hebben werkplekken nodig die zijn aangepast aan de mogelijkheden, en die zijn meestal niet direct voor handen. Die moeten voor hen worden gecreëerd. Werkgevers moeten daarin willen investeren, maar doen dat nog veel te weinig. En waar ze dat wel doen is dat vaak tijdelijk en valt iemand vervolgens weer terug op de uitkering. Dus een echt duurzame terugkeer wordt bar weinig gerealiseerd.’

Saskia noemt een aantal dingen. Allereerst zijn mensen niet altijd werk fit. Twee, er zijn passende banen nodig, en drie is het vooral belangrijk dat mensen blijvend aan het werk komen. We gaan als eerste in op dat niet werk fit zijn. Dat heeft heel erg te maken met de gebrekkige proactiviteit van het systeem. Er wordt onvoldoende geïnvesteerd in mensen. Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa, herkent dit sterk. In een eerdere aflevering van Zaaigoed ging hij al eens uitgebreid in op de bestaanszekerheid en de arbeidsmarkt. Hier schetst hij nogmaals dat mensen met een laag arbeidspotentieel dubbel vatbaar zijn voor de economische conjunctuur en dat dit impact heeft op hun werkfitheid.

Dannenberg: ‘Als de arbeidsmarkt als een tierelier draait, dan gaan de werkgevers op zoek naar de laag productieven. Want ze hebben een gevulde orderportefeuille, de klanten rammen op de deur. Wat is de levertijd, kan het niet sneller? En tegelijkertijd hebben ze niet voldoende werknemers, en dan gaan ze zeker op zoek naar de lagere productieven. En zeggen van oké, wij doen de praktijkopleiding wel, wij zorgen wel dat mensen het vak leren. Maar alsjeblieft UVW en gemeenten, waar zijn die mensen, want we hebben ze nu nodig. Maar in een tijd dat het economisch beroerd gaat, en er spanning is van valt ons bedrijf om of die andere. Ja, de laag productieven gaan dan niet jouw bedrijf redden. En die groep die zie je dan ook als eerste vaak weer vertrekken. Maar als het goed gaat op de arbeidsmarkt, gaat het ook goed bij de overheid. Want dan stromen de premies en de belastingen binnen. En de overheid gaat dan ook steeds meer doen voor die laag productieven. Maar als de arbeidsmarkt zich terugtrekt van de laag productieven, komt er minder geld bij de overheid binnen en die trekt zich gelijktijdig terug van de laag productieven. Juist op het moment waar je het niet moet doen. Wanneer zie je die overheid weer oprukken met allemaal goede dingen voor die mensen? Dat is wanneer de werkgevers zeggen van; we hebben die mensen nodig. En dan begint de overheid met allerlei opleidingsprogramma’s, arbeidsfitprogramma’s, WBL-trajecten, noem het maar op. En dan ontstaat er weer van alles om iedereen weer up en running te krijgen. Maar dat start altijd te laat.’

In die lijn is de oproep van Commissie Borstlap heel helder.

Klossen: ‘Koester menselijk kapitaal, niet alleen óp de arbeidsmarkt, maar ook als mensen op een uitkering aangewezen raken. Het primaire doel is dan te voorkomen dat menselijk kapitaal verpietert. Houd mensen werk fit, zorg dat ze in conditie blijven, zodat ze met de juiste bagage aan de start verschijnen als zich kansen gaan voordoen.’

Dannenberg: ‘Als mensen, even met een metafoor, tien jaar lang op de carpoolplaats hebben gestaan, kun je ze niet in een keer oppakken en op een snelweg zetten waar 130 gereden wordt. Dat werkt niet zo. Mensen die langdurig inactief zijn geweest die, verlies van digitale vaardigheden, maatschappelijke vaardigheden, dag/nacht ritme, gezondheid, zelfvertrouwen, op alle fronten zijn ze eigenlijk achteruitgegaan. En de inactiviteit maakt mensen echt sociaal en fysiek ziek. Je kan niet in een keer zeggen; nou nu hebben we jullie weer nodig, kom op.’

Oké, mensen moeten dus werk fit gehouden worden. En er moet juist in laagconjunctuur in hen geïnvesteerd worden. De twee andere punten van Saskia waren dat er passende banen nodig zijn en dat het vooral belangrijk is dat mensen structureel aan het werk komen. We gaan terug naar Leiden, Joost vertelt over de aanpak die opgezet is in Leiden, om mensen uit de bijstand aan het werk te laten gaan in verzorgingstehuizen. In zogenaamde aandachtsbanen. Hij gaat daarbij in op de aanpak. Hij vertelt ook over de middelen die deze aanpak mogelijk maken. Hij noemt onder andere de transitie middelen die tijdelijk tot 2021 beschikbaar zijn.

Bruggeman: ‘Je hebt een potentiele geschikte kandidaat, hoe leiden we die toe naar die baan? Dus in het voortraject bij die opleiding en training, daar betrek je natuurlijk de werkgever nadrukkelijk bij. Van, wat voor vaardigheden moet iemand beschikken? Wat moet hij nog aanvullend leren, leren op de werkvloer. Wat voor begeleiding geef je daar? Nou dat zit vooral in dat voortraject, waarbij die transitiemiddelen, maar ook het participatietraject vanuit de gemeente financieringsstromen zijn om die toeleiding te financieren. Vervolgens wordt zo iemand aangenomen, maar dan zit die werkgever nog steeds van ja, die begeleiding op de werkvloer in de beroepscontext kan ik dat en is dat ook mijn verantwoordelijkheid om iemand daarin te begeleiden. Maar als het gaat om allemaal andere randvoorwaarden voor een werknemer, gezien zijn gezinssituatie, mogelijke schulden enzovoorts, komen eigenlijk die middelen voor tekort. En daar is zo’n Perspectief op Werk-subsidie van het ministerie van Sociale Zaken, een deel daarvan zou je daarvoor kunnen gebruiken. Nou dat was hier in ieder geval onderwerp van gesprek en dat pakken we straks ook weer op als die Coronacrisis, als we weer een beetje naar normaal gaan. En natuurlijk het dienstverband van die werknemer die gewoon betaald wordt door de werkgever.’

Saskia zei het al in het begin, het stelsel is veel te verkokerd. Je hoort het goed in het verhaal van Joost, in Leiden hebben ze allerlei potjes en tijdelijke en vaste middelen aan elkaar moeten verbinden om dit traject mogelijk te maken. Een tweede herkenbare component uit het verhaal van Joost is dat de banen waarin deze uitkeringsgerechtigden moeten instromen over het algemeen nog niet bestaan. Daarom zijn ze in Leiden aan de slag gegaan met een functieanalyse. Bij een specifieke zorginstelling zijn ze een afdeling tegen het licht gaan houden.

Bruggeman: ‘Op deeltaken niveau is er heel erg uitdrukkelijk gekeken middels interviews met die verpleegkundigen, van wat doe je nou de hele dag aan taken en werkzaamheden. En wat hoort nu bij jouw professie? En wat zou iemand anders aan taken van je kunnen overnemen om je focus te kunnen houden op je professionele dienstverlening en je professionele zorg. Nou, daar komt naar voren dat uitgerekend wordt van hoeveel uur ben je nou bezig met bijvoorbeeld limonade rondbrengen, met de aai over de bol, een gesprekje met een bewoner. De was ophalen en de schone was weer terugbrengen, eten rondbrengen, mensen van hun kamer naar het restaurant brengen. Om ’s ochtends, nou ontbijten doen ze dan op de kamer, maar ’s middags te eten in het restaurant en ’s avonds ook. Als je dat bij elkaar op telt kom je dus op weekbasis kom je op die twaalf fte, aan drie drieënhalf fte aan taken die ook iemand anders kan uitvoeren zodat die verpleegkundige meer lucht krijgt.’

Het is een grondig traject dat ze bij deze zorginstelling zijn aangegaan, maar wel met succes.

Bruggeman: ‘Om daar nou een idee bij te krijgen, in september 2019 zijn er uiteindelijk vier mensen aangenomen op die laag en ongeschoolde werkzaamheden. En dat bevalt zó goed dat die werkgever, dat die op meerdere afdelingen binnen dat tehuis en andere tehuizen wil gaan uitrollen. En het mooie daarvan is, is dat je als je dit deelt met andere werkevers in het veld dat diegene in eerste instantie waren ze helemaal niet in voor zo’n onderzoek, die functieanalyse. Ze zien nu dat het resultaat oplevert en trekken aan de bel bij het UWV om ook zo’n functieanalyse te laten uitvoeren. Dus ja, ik zeg altijd maar zo, binnen de zorg als je tijd van leven hebt, dan kun je nog aardige resultaten boeken.’

Het verhaal van Joost over Leiden en de aandachtsbanen is zo mooie illustratie. Het gaat over de terughoudendheid van de werkgevers om mensen uit de bijstand aan te nemen. De verschotting van het systeem, ook financieel gezien. De moeite die je moet doen om mensen werk fit te krijgen. Het feit dat je banen moet creëren omdat ze dan pas aansluiten op de mogelijkheden van degene die werk zoekt. En al met al moet je een hoop geduld en doorzettingsvermogen hebben. Maar als je dat allemaal hebt, dan krijg je uiteindelijk dus wel resultaat en blijvende banen met echt toegevoegde waarde.

Klossen: ‘Laten we ook even kijken naar de andere kant van het spectrum. Naar de situatie van de bijstandsgerechtigde. Daar zie je dat werken naast de uitkering bepaald niet lonend is voor deze mensen. Na een halfjaar worden de inkomsten volledig verrekend met de uitkering en leveren de inspanningen die je doet om actief te zijn nauwelijks iets extra’s op. Bovendien loop je het risico dat je toeslagen verliest als het inkomen boven een bepaalde grens komt. Al met al dreigen mensen die het toch al niet zo breed hebben, schulden op hun hals te halen. Een beweging die nog eens wordt versterkt door de grote complexiteit van het systeem dat we hebben opgetuigd voor inkomensondersteuning aan de basis van de arbeidsmarkt. Die complexiteit vergroot de kans op fouten bij het doorgeven van veranderingen in je inkomenspositie. We moeten toewerken naar één heldere regeling voor inkomensondersteuning die mensen stimuleert om de handen uit de mouwen te steken en ook beloont voor hun inspanningen. Daaraan moeten de komende jaren samen met de professionals in het werk hard worden gewerkt als het aan ons ligt.’

En ook voor gemeenten zitten er verkeerde prikkels in het systeem.

Klossen: ‘De financiering van de bijstandsuitkering is zo geregeld dat er een financiële prikkel voor de gemeente is om te investeren in snelle uitstroom. Want als ze meer mensen laten uitstromen dan geraamd, dan krijgen ze een besparing op het budget en die besparing mogen ze dan vrij besteden. En onderzoek wijst uit dat dit systeem gemeente aanmoedigt om hun re-integratieactiviteiten vooral te richten op de mensen met de meeste kansen op de arbeidsmarkt. Mensen met een lage loonwaarde, daar investeren ze meestal niet in. Omdat de kosten die ze daarvoor moeten maken in termen van begeleiding en al dat soort dingen, die zijn hoger dan de besparingen die ze kunnen realiseren op het uitkeringsbudget. Al met al hebben we zo dus een systeem gecreëerd dat niet beantwoord aan zijn bedoelingen. Schrijnend daarbij is, is dat de meest kwetsbare hierdoor het meest worden geraakt. Zij worden het meest blootgesteld aan de inkomens- en werkonzekerheid en de enorme complexiteit die inherent is aan het bestaande systeem.’

Helder. Het huidige systeem functioneert dus niet. En gelukkig heeft de Commissie Borstlap ook gekeken naar oplossingen. Een aantal daarvan hebben we al voorbij horen komen. De belangrijkste aanbeveling van de Commissie Borstlap is: investeer in de voorkant. Niet alleen bij mensen die al werkeloos zijn, maar ook bij mensen die aan het werk zijn.

Klossen: ‘We moeten echt beginnen aan de voorkant en er primair voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk fit en vitaal aan het werk kunnen blijven. Zodat ze niet, al dan niet langdurig, afhankelijk worden van een uitkering. Dat is echt punt één. Verder is van belang dat transities in beginsel gaan van werk naar werk. En dat betekent ook dat mensen tijdig moeten switchen naar ander werk of naar een ander takenpakket als ze overbelast dreigen te raken. Als ze hun eigen werk niet meer kunnen doen door ziekten of door arbeidsongeschiktheid, of als werkeloosheid dreigt. Dus we moeten niet wachten tot dat dat gebeurt, maar je moet echt veel eerder al actief worden. En hier ligt een belangrijke taak voor gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen en de uitzendbranche. Zij moeten hun krachten bundelen en samen zich sterk maken voor een effectieve arbeidsbemiddeling en een sluitende personeelsvoorziening in de arbeidsmarktregio. En wat onze Commissie verder ook heel belangrijk vindt is dat we daarbij zorgen dat alle werkende een individueel leer- en ontwikkelingsbudget krijgen. Zodat ze ook middelen hebben om zelf keuzes te kunnen maken en in beweging te blijven.’

Verliest dan wel iemand zijn baan, dan moeten we dus zo veel mogelijk zorgen dat mensen werk fit blijven. Dit punt hebben we natuurlijke eerder voorbij horen komen. Hoe ziet dat er praktisch uit?

Klossen: ‘Ten eerste dat er structuur is, een structuur die ervoor zorgt dat uitkeringsontvangers zich ’s ochtends ergens melden en vanaf dag één daar actief bezig zijn met zaken die van belang zijn voor versterking van hun positie op de arbeidsmarkt. Het is daarbij van belang dat die activiteiten die tussendoor worden verricht, dat die hen goed voorbereiden op het liefst duurzame terugkeer naar de arbeidsmarkt. En dat betekent dat die activiteiten zich moeten richten op het vergaren of vergroten van kennis, vaardigheden en competenties die op de arbeidsmarkt worden gevraagd. Maar het is net zo belangrijk dat ze persoonlijke groei en talentenontwikkeling stimuleren. Dus die activiteiten moeten niet willekeurig zijn. Ze moeten aansluiten bij de interesses, voorkeuren en de talenten van betrokkene.’

Daarnaast zegt de Commissie ontschot het systeem.

Klossen: ‘Koppel de ondersteuning die iemand nodig heeft om tot volwaardige participatie te komen, los van de uitkering die hij ontvangt. Zo haal je de schotten uit het systeem en kan er traploos geschakeld worden. Zo voorkom je inkomensschommelingen, maar ook dat er onderweg ineens een andere begeleider in het spel komt, omdat er weer eens een ander regime aan de orde is. Dus door zo te handelen creëer je ook ruimte voor integraal handelen en maatwerk.’

En nog een punt wat we al voorbij hoorde komen. Zorg voor voldoende middelen. Dat is het punt wat Commissie Borstlap maakt, en ook Joost Bruggeman uit Leiden graag wil benadrukken.

Bruggeman: ‘Nou, ik denk sowieso de begeleiding op de werkvloer, ook voor mensen die op papier honderd procent loonwaarde hebben, om daar extra middelen voor beschikbaar te stellen om iemand goed te kunnen laten landen. En dat kun je niet allemaal van die werkgevers verwachten. Ministeries denken daar denk ik anders over, maar je zou werkgevers daar enorm mee helpen. Al is het maar om het komende jaar, de komende anderhalf twee jaar, te laten ervaren dat als je mensen goed begeleidt bij het landen op die werkplek, dat ze op een gegeven moment zien dat die investering loont. En dat ze dat over twee jaar ofzo zelf gaan financieren.’

Klossen: ‘Dus wat ook nodig is, is dat er een verschuiving komt van uitkeringsgelden naar gelden voor begeleiding, scholing en activering. Een proactief beleid kan daaraan bijdragen, maar dat heeft wel tijd nodig. En het is van groot belang dat we intussen toewerken naar een veerkrachtig investeringsmodel waarin de juiste interventie op het juiste moment plaats kan vinden. Dat model zou anticyclisch moeten worden ingericht zodat buffers worden opgebouwd in goede jaren die in magere jaren kunnen gebruikt worden in investeringen in mensen.’

En tot slot een punt wat zo mooi naar voren kwam in het voorbeeld van Leiden. Uiteindelijk moet je werkplekken creëren om mensen duurzaam aan het werk te helpen.

Klossen: ‘Een echt activerend en inclusief arbeidsmarktbeleid komt natuurlijk niet van de grond zonder geschikte werkplekken voor mensen die niet een op een passen op de beschikbare functies. Die wekplekken moeten voor hen worden gecreëerd. Overheidsinstellingen, werkgevers moeten daarin investeren, maar ze hebben daar vooral ook professionele ondersteuning bij nodig. Laten we daarin voorzien. We zouden eigenlijk ook moeten onderzoeken hoe we betaald werk kunnen maken van waardevolle activiteiten die nu blijven liggen. Denk aan ondersteunende activiteiten in de zorg, in het onderwijs, denk aan de versterking van de sociale basis in wijken en structuur. Laten we eens kijken of we betaald werk kunnen maken van de bestrijding van eenzaamheid of van het ontlasten van mantelzorgers door allerlei klusjes hen uit handen te nemen. Het is nu aan de drie p’s: praktijk, de polder en de politiek. Om hieraan concreet samen handen en voet te geven. Wij hebben daarvoor richtinggevende principes en bouwstenen aangereikt en zijn bewust niet verder gegaan dan dat, in de overtuiging dat de daadwerkelijke concretisering van toekomstig beleid het beste beklijft als alle relevante stakeholders daar samen de schouders onder zetten. Dat geldt voor het vinden van een nieuwe balans op de genoemde punten, maar zeker ook voor het creëren van een echt activerend en inclusief arbeidsmarktbeleid.’

We zijn in deze podcast in het stelsel rondom de arbeidsmarkt gedoken. Commissie Borstlap heeft fundamentele kritiek geuit op het huidige stelsel, er is echt werk aan de winkel. We moeten voorkomen dat mensen hun baan verliezen door te investeren in de voorkant. Ontwikkelbudgetten inzetten op het tijdig wisselen van banen. Ook als mensen hun baan verliezen moeten we proactiever zijn. We moeten zorgen dat mensen werk fit blijven. De budgetten en de wettelijke regimes moeten worden ontschot. Zowel voor overheden als werkgevers, als voor individuele burgers. Zodat werken loont en toeleiding naar werken makkelijker wordt. En voor sommige groepen zul je, om ze blijvend aan het werk te kunnen houden, banen moeten creëren die aansluiten op de mogelijkheden van de werkzoekenden en bijdragen leveren aan de samenleving. Een forse takenlijst, maar het project Basis van de arbeidsmarkt biedt de eerste bewijzen dat het kan. En het doel is ook heel mooi, het arbeidstekort wordt opgelost, en taken die nu onuitgevoerd blijven worden opgepakt. En het draagt bij aan het welzijn van mensen die nu noodgedwongen langs de kant staan. Dat is oprecht een inclusieve arbeidsmarkt voor iedereen.

We hopen dat je deze aflevering kon waarderen, abonneer je op onze podcast via je podcastapp of meld je aan voor onze whatsappservice. Dat kan via de website van het Programma Sociaal Domein. Daar kun je ook reageren of tips of ideeën achterlaten. Voor nu, dank voor het luisteren/ lezen!