Podcast #21 Wonen: de kansen van het regeerakkoord voor het sociaal domein

Dat de woningmarkt in crisis verkeert, behoeft geen uitleg. Iedereen kent wel iemand die moeite heeft met het vinden van een geschikte woning. Als jij het niet zelf bent die in zo’n lastig parket zit. Of je nu wilt kopen, wilt huren in de vrije sector of een sociale huurwoning zoekt. Overal is er schaarste.

Het thema staat dan dus ook hoog op de agenda bij een nieuw kabinet. In deze aflevering van Zaaigoed kijken we naar wat VVD, D66, CDA en CU hebben afgesproken in hun coalitieakkoord en in hoeverre dit een antwoord biedt op de vragen die op tafel liggen. In deze aflevering kijken we naar de woningmarkt en in het bijzonder, naar huisvesting van aandachtsgroepen.

Je hoort Bernard ter Haar, werkzaam bij ABDTOPConsult, een kleine adviesgroep van ervaren topambtenaren binnen de Rijksoverheid. In die hoedanigheid was hij betrokken bij de totstandkoming van het adviesrapport Een thuis voor iedereen, over huisvesting van aandachtsgroepen.

En Martin van Rijn, hij was staatssecretaris van VWS en later tijdelijk minister voor Medische zorg. Momenteel is hij voorzitter van Aedes, de koepel van woningcorporaties.

> Beluister de podcast op Spotify of via de link onderaan dit artikel.

woninge, Nederland, wooncrisis
Beeld: Margot Polinder

Wat staat er in het regeerakkoord?

  • Het kabinet zegt in het regeerakkoord toe de woningbouw te versnellen tot 100 duizend woningen per jaar.
  • De afschaffing van de verhuurderheffing biedt de woningcorporaties ruimte om te investeren in betaalbare huurwoningen in leefbare wijken.
  • Woningcorporaties werken meer samen met onder andere het sociaal domein aan leefbare wijken.
  • De kostendelersnorm wordt afgeschaft voor jongvolwassenen tot 27 jaar.
  • Er komt voor de komende 10 jaar in totaal €7,5 miljard beschikbaar voor goede ontsluiting van nieuwe woningen in de 14 verstedelijkingsgebieden en daarbuiten.
  • Er is een minister van Wonen aangesteld in de persoon van Hugo de Jonge.

Martin van Rijn roept in de podcast op tot samenwerking tussen verschillende domeinen: 'Woningcorporaties rekenen bijzondere aandachtsgroepen als kernpunt van hun beleid. Maar als het gaat om inburgering of om zorg en begeleiding: dat kunnen woningcorporaties niet in hun eentje leveren.'

Van Rijn geeft een voorbeeld: 'Op het moment dat iemand uit een ggz-instelling weer in de wijk komt wonen en je regelt niet in dezelfde minuut dat je een woning toewijst ook zorg en ondersteuning, dan gaat het mis. Voor de persoon zelf, voor de portiek en voor de buurt. Dus dat betekent dat er echt toenemende samenwerking moet zijn tussen het woon-, zorg-, welzijns- en het veiligheidsdomein. Heel wezenlijk.'

Verhuurderheffing afgeschaft

De verhuurderheffing was langere tijd "een kiezel in de schoen" voor woningcorporaties, stelt Van Rijn. Nu deze is afgeschaft hebben woningcorporaties volgens hem "de dure plicht om ook die investering te gaan benutten."

'Dat betekent dat wij de komende periode echt prestatieafspraken willen maken, ook met de Rijksoverheid. Hoeveel nieuwbouw dan? Wat gaan we doen met verduurzaming? Hoe zit het dan met leefbare wijken en buurten? Hoe gaan we voor betaalbaarheid zorgen? Dus daar zijn we zelf ook ambitieus en dat moet ook zo,' aldus Van Rijn.

Maar hoe zit het met die nieuwbouw?

Is nieuwbouw inderdaad de belangrijkste sleutel tot het oplossen van de wooncrisis? De gebrekkige doorstroming zit ook in de weg. Ouderen zouden te lang in hun woning blijven wonen. 

Bernard ter Haar is op dit punt realistisch: 'Er wordt wel gezegd: als je kijkt naar de hele woningvoorraad en de ruimte die daarin zit, en je zou het wat beter verdelen, dan zou dat een stuk schelen. Tegelijkertijd zijn mensen geen pakjes meel die je kan verplaatsen.  

Dus het bouwen van nieuwe woningen moet ook echt een belangrijke bijdrage gaan leveren aan die doorstroming  op de huizenmarkt, stelt Ter Haar. Kijk, je kan wel zeggen: ouderen wonen te groot. Als het alternatief is dat die ouderen naar een kleinere woning moeten, waarvoor ze meer moeten gaan betalen, is dat niet zo aantrekkelijk. Dus dat betekent dat je mensen ook reëel moet verleiden en niet zeggen van: gij zult dit of gij zult dat. Terwijl dat dan geen haalbare optie is.' 

Gebiedsgerichte aanpak

Martin van Rijn pleit voor een gebiedsgerichte aanpak waar meerdere vraagstukken tegelijk aangepakt worden. Van Rijn: 'Waarbij je zegt: ik kijk niet alleen maar naar het wonen, maar ook naar de infrastructuur, naar energietransitie, naar landbouw- en natuurvragen. In mijn ideaal combineren we al die opgaven. Combineren biedt de mogelijkheid om tempo te maken én ervoor te zorgen dat er samengewerkt wordt.'

Tot die tijd, want die 100.000 woningen per jaar zijn er niet van vandaag op morgen, moeten we niet op onze lauweren rusten, waarschuwt Ter Haar: 'Zorg voor een spoedpakket voor bijvoorbeeld mensen die nu op straat dreigen te komen. Probeer bijvoorbeeld te vermijden dat mensen noodgedwongen bij elkaar vertrekken. Daarom is het zo goed dat het kabinet heeft afgesproken dat de kostendelersnorm onder de 27 niet meer geldt. Het biedt de mogelijkheid om wel langer thuis te blijven wonen en elkaar te ondersteunen.'

> Beluister de podcast op Spotify of via de link hieronder.

> Naar de andere podcasts in de serie Zaaigoed

Wonen: de kansen van het regeerakkoord voor het sociaal domein

Je luistert naar Zaaigoed, onderdeel van het Programma Sociaal Domein. Inspiratie voor en door Rijk en gemeente.  

Dat de woningmarkt in crisis verkeerd dat behoeft eigenlijk geen uitleg. Iedereen kent wel iemand die moeite heeft met het vinden van een geschikte woning, als jij het niet zelf bent die in zo’n lastig parket zit. Of je nou wilt kopen, wilt huren in de vrije sector of een sociale huurwoning zoekt overal is er schaarste. 

Nieuwslezer 1: In grote delen van Nederland is het praktisch onmogelijk om op een redelijke termijn een sociale huurwoning te krijgen. In een kwart van de gemeentes moet je gemiddeld meer dan zeven jaar wachten.  

Nieuwslezer 2: De huizenprijzen gaan door het dak, prijsstijgingen breken record na record. Voor het eerst kost een bestaande woning gemiddeld meer dan vier ton.  

Nieuwslezer 3: De komende tien jaar zal het aantal kleine huishoudens boven de vijfenzestig jaar toenemen, ouderen blijven steeds langer in hun huis wonen omdat ze langer vitaal blijven en omdat het financieel aantrekkelijker is. Daar stuurt de overheid ook op aan. En doordat ouderen in hun huis blijven wonen komt het huis niet vrij voor iemand anders die op zoek is.  

Allard: Dit thema staat dan ook hoog op de agenda bij het nieuwe kabinet. In deze aflevering van Zaaigoed kijken we naar wat VVD, D66, CDA en Christen Unie hebben afgesproken in hun coalitieakkoord en in hoeverre dit een antwoord biedt op de vragen die op tafel liggen.

In de komende aflevering kijken we naar de paragraaf over jeugdzorg in kansengelijkheid, deze aflevering kijken we dus naar de woningmarkt en in het bijzonder de huisvesting van aandacht groepen. Je hoort Bernard ter Haar, hij is werkzaam bij ABD TOPconsult. Een kleine adviesgroep van ervaren topambtenaren binnen de Rijksoverheid. Hij was betrokken bij de totstandkoming van het adviesrapport en thuis voor iedereen over huisvesting van aandachtsgroepen.

En daarnaast hoor je Martin van Rijn. Je kent hem waarschijnlijk als staatssecretaris van VWS en later tijdelijk minister van Medische zorg. Momenteel is hij voorzitter van Aedes, de Nederlandse koepel van woningcorporaties.

Ik vraag Martin van Rijn naar zijn eerste indruk van het coalitieakkoord.  

Martin van Rijn: Nou ja, het staat wat het wonen betreft een beetje in het teken van het oplossen van de wooncrisis die natuurlijk echt heftig is voor jonge mensen, maar ook voor ouderen en voor aandachtsgroepen van beleid. Als je kijkt naar wat er moet gebeuren de komende jaren op het gebied van de nieuwbouw, hoeveel woningen er opnieuw gebouwd moeten worden. Wat we voor enorme opgaven hebben wat betreft de verduurzaming, dat leefbaarheid van wijken en buurten nog steeds een groot issue is en dat betaalbaarheid voor heel veel mensen nog elke maand een probleem is, dan hebben we heel wat te doen ja. Dus het tekent ambitie en dat is ook goed.  

Allard: Ambitieus en dat is dus ook wel nodig. Hoe heeft het eigenlijk zover kunnen komen met de woningmarkt, dat het nu op ongeveer alle terreinen crisis is? Je hoort naast Martin van Rijn ook Bernard ter Haar.

Bernard ter Haar: Ik denk dat het een veelheid van factoren is. Enerzijds hadden we natuurlijk een financieel-economische crisis die zijn weerga niet kent. Sinds de jaren 30 hadden we nog nooit zo'n financiële crisis meegemaakt. Die woningmarkt is wel veronachtzaamd, denk ik. Maar ook wel op het verkeerde been gezet door demografische cijfers die tot een paar jaar terug gewoon aan de andere kant uitwezen dan recent.  

We hebben in Nederland een tijdje gedacht dat de groei er wel uit was en dat we mogelijkerwijs, toen kwam een decennia eerder naar de krimpsituaties zouden gaan dan naar een groeisituatie. Inmiddels zijn we weer bijna zeker van dat we de komende decennia aan de verdere groei zitten. Ja, dat heeft natuurlijk consequenties. Net zo goed als dat het consequenties heeft dat het gezin als huishouden in samenstelling steeds kleiner wordt. Dus dat er per huishouden ook steeds meer huizen nodig zijn zeg maar.

De ontwikkelingen rondom de woningmarkt zelf, de rente, de eigenwoningsector. Ja, de rente is zo laag dat de prijsstijgingen als gevolg daarvan natuurlijk ook de hele markt hebben beïnvloed. Dus zeg maar het investeren in sociale woningen was minder aantrekkelijk dan het investeren in vrijesectorwoningen, waar je meer rendement kon maken. Daar heeft de sociale sector onder geleden, denk ik.  

Martin van Rijn: Je ziet wel dat mensen langer en langer thuis zijn blijven wonen. Op zich is dat denk ik ook prettig. Dat zelfstandig wonen betekent vaak thuis wonen in een huis waar ze dan al heel lang wonen, dat het op een gegeven moment ook niet meer past of gewoon veel te groot is. Dus daarmee zit je ook. Maar waarom blijven ze zitten? Omdat er geen goede vervangende huisvesting is die veel beter bij ze zou passen. Die ook dan een woonvorm is waar ze makkelijk ondersteuning kunnen krijgen. Maar ook eenzaamheid kan worden voorkomen, doordat je groepsgewijs gaat wonen.  

Het denken over wat de rol en positie van de corporaties is, dat is ook gewijzigd. Er is een tijd geweest waarin overheid en corporaties nou elkaar niet meer zo aardig vonden. Daar is nog een hele parlementaire enquête ook nog over geweest. En ik denk dat we dat nu wel achter ons moeten laten. Dus het is een veelheid van oorzaken die ook nog op elkaar ingrijpen.

Allard: De economische crisis, de verslechterde relatie tussen overheid en corporaties en de lage rentes waardoor de huizenprijzen heel erg opliepen, maakten dat er weinig aandacht uitging naar de sociale huurwoningen. Daarnaast werden de demografische ontwikkelingen in Nederland verkeerd ingeschat, waardoor er geen noodzaak leek om veel bij te bouwen. En tot slot blijven ouderen langer thuis wonen, mede omdat de verzorgingshuizen sloten en dus stokte daarmee de doorstroming op de huizenmarkt.

Door deze combinatie van factoren is er dus een enorme druk nu op de woningmarkt. Dat raakt een hele hoop groepen, maar in het bijzonder groepen met extra behoeften. Bernard deed onderzoek naar wat er nodig is om deze speciale groepen te helpen. De resultaten van het onderzoek landen in het rapport: een thuis voor iedereen. 

Bernard ter Haar: We praten over aandachtgroepen in brede zin en dan gaat het over, nou ja, dak- en thuislozen, het gaat over arbeidsmigranten, het gaat over kwetsbare ouderen, het gaat over studenten, het gaat over woonwagenbewoners. Het gaat echt gewoon heel breed over eigenlijk al die mensen die als eerste in de knel komen als het over krappe huisvesting gaat.

En dat thema hebben we nu met elkaar aangepakt en gekeken wat we op kortere en langere termijn zouden kunnen doen om ook voor die aandachtsgroepen te zorgen dat er een adequaat huis is. En zelfs een adequaat thuis. Dat was natuurlijk ook een heel sterk besef, dat huisvesting een hele belangrijke sociale voorwaarde is om te kunnen functioneren voor heel veel groepen, maar niet voldoende. Je hebt ook vaak toch een stukje ondersteuning nodig. Iets in de sociale sfeer om mensen toch gewoon echt een thuis te geven, zodat zij hun eigen leven weer op kunnen pakken. 

Allard: Ja goed, mensen die dus extra ondersteuning nodig hebben. Waarom wordt deze groep harder geraakt? Is dat omdat gewoon over de hele linie de markt slecht is, en dus ook voor hen, of voor deze groepen nog harder geraakt? 

Bernard ter Haar: Het is allebei van een beetje, denk ik. Het is voor iedereen heel erg op dit moment. De krapte op de woningmarkt is ook heel groot en dan komen ze dus als eerste in de knel. Het vraagt gewoon ook net iets extra investering om voor deze mensen een adequaat thuis te kunnen bieden. Dat dat in de knel komt, heeft dus niet alleen te maken met gebrek aan huisvesting. Maar het heeft ook te maken met de krappe middelen die de gemeenten met name hebben om die sociale ondersteuning te kunnen bieden. En eerlijk gezegd is dat heel vaak een vicieuze cirkel. Dus als mensen onvoldoende ondersteund worden dan komen ze steeds meer en meer in de problemen en dan zijn de sociale lasten ook voor de gemeenschap groter en groter. Dus het loont ook echt om dit wel op te pakken en hier wel iets aan te doen.  

Allard: Ja, het loont om er iets aan te doen. Toch lijken ze het meest kind van de rekening te worden van deze hele wooncrisis.  

Marin van Rijn: Nou, die staan bovenaan de rekening zou je zeggen, want het is onder andere waarvoor corporaties zijn opgericht. En dat betekent dat de corporaties bijzondere aandachtsgroepen gewoon als kernpunt van hun beleid rekenen. Tegelijkertijd doet zich daar ook een bijzondere verrassing voor. Namelijk dat corporaties dat niet alleen kunnen. Die kunnen ervoor zorgen dat er een woning is en dat er woningen worden toegewezen. Maar betekent dat ook echte aandacht die veel anders groepen nodig hebben? Bijvoorbeeld als het gaat om inburgering of wanneer het gaat om zorg en begeleiding, wanneer het gaat om mensen die uit de kliniek komen. Dat kunnen corporaties niet leveren, of in ieder geval, niet in hun eentje leveren.

Ik zeg vaak van: ja, op het moment dat iemand bijvoorbeeld uit een ggz-instelling weer in de wijk komt te wonen en je regelt niet in dezelfde minuut dat je een woning toe wijst dat er ook zorg en ondersteuning is, dan gaat het mis voor de persoon zelf en mis voor de voor de portiek en mis voor de buurt en mis voor de wijk. Dus dat betekent dat er echt toenemende samenwerking zou moeten zijn tussen het woondomein, het zorgdomein, het welzijnsdomein en het veiligheidsdomein. Om te zorgen dat we dat ook een beetje integraal aanpakken. Heel wezenlijk. 

Allard: Ja, meer woningen zijn dus nodig. Daarbij is natuurlijk wel de vraag: waar komen die woningen? Wie bouwt ze? In welke gemeente? Zeker voor aandachtsgroepen is dat wel een vraagstuk. Je ziet nu dat er een hele ongelijke verdeling is. 

Bernard ter Haar: Een van de dingen waar we aan hebben zitten worstelen als werkgroep voor die aandachtsgroepen was de verdelingsvraag. Hoe zorgen we nou inderdaad dat alle gemeenten meedoen? En dat was wel ook gebaseerd op ervaringsfeiten. Dat dat op dit moment soms best scheef zit. En ook dat heeft weer ook een financiële dimensie. Veel randgemeentes zien op tegen de sociale kosten die ze moeten maken als zij zelf dus aandachtsgroepen gaan huisvesten. Want uiteindelijk wordt het er niet goedkoper van. Dus je zag in Nederland wel al een situatie dat de gemeenten extra belast zijn met de zorg voor deze aandachtsgroepen en dat de randgemeenten ook in de praktijk gewoon heel weinig sociale huurwoningen laten bouwen.

Allard: En omdat hier gemeenten primair aan zet zijn, kunnen zij bepalen wat ze in hun eigen gemeente willen doen. Des te verrassender vond Bernard het dat op een gegeven moment de interbestuurlijke werkgroep Versterking beleid huisvesting aandachtsgroepen, de werkgroep die het rapport Een thuis voor iedereen opstelde, met een vrij stevig voorstel kwam. Een soort vuistregel. 

Bernard ter Haar: En tot mijn verrassing kwam vanuit mijn groep, vanuit de gemeentelijke kant de roep van: Je moet er niet alleen iets aan doen, dit moeten we ook gaan verplichten. We moeten een soort verplichtregeling treffen voor het verdelen.

Dat vond ik verrassend, omdat ik met mijn ervaringen binnen het sociaal domein altijd juist te horen had gekregen van de gemeenten: ‘Hou nou eens op met altijd allerlei dingen aan ons te moeten opleggen. Je hebt het gecentraliseerd, dus het is nu van ons. Dus wij gaan er zelf over.’ Dus dit was toch weer een soort omgekeerde boodschap. Dit gaat gewoon niet goed zo, hier moeten we gewoon landelijk iets voor regelen.

We hebben geprobeerd allerlei ingewikkelde verdeelmodellen te vinden. Dat was te ingewikkeld voor de termijn die we hadden voor dit rapport. We wilden met drie maanden klaar zijn, dus toen hebben we gezegd: weet je wat in ieder geval al enorm zou helpen, als we gewoon een vaste regel hanteren. Iedere gemeente zorgt dat die 30 procent sociale huur aanbiedt. Als je kijkt naar de cijfers landelijk, dan zie je inderdaad grote verschillen. Je ziet grote gemeenten die vaak boven de 40 procent zitten. Je ziet heel veel kleine gemeenten die tussen de 10 en 20 procent zitten. Dus zo'n relatief eenvoudige sleutel kan wel enorm helpen om tot een betere verdeling van dit vraagstuk te komen in Nederland. 

Allard: Er was dus bij de gemeentelijke vertegenwoordiging in de interbestuurlijke werkgroep een duidelijke bereidheid tot een eerlijkere verdeling van corporatiewoningen te komen. Voor kwetsbare groepen en voor corporatiewoningen in het algemeen. Het coalitieakkoord spreekt een stevige ambitie uit, zoals we aan het begin al zeiden. De totale woningbouw in Nederland moet versneld worden tot honderdduizend woningen per jaar. Zowel in de sociale huursector, als de vrije sector, als de koopsector. Maar daar is natuurlijk wel geld voor nodig. 

Marin van Rijn: Voor wat betreft de woningcorporaties, daar hebben we natuurlijk jarenlang gepleit voor het afschaffen van de verhuurdersheffing. Waarin corporaties pak hem beet per jaar twee miljard kwijt zijn aan verhuurdersheffing wat niet geïnvesteerd kan worden. Die wordt afgeschaft. Dat betekent dat een belangrijke financiële kiezel in de schoen, dat die er niet meer is. 

Je ziet namelijk ook in de cijfers dat het moment dat die verhuurdersheffing echt begon te bijten ook op dat moment het volume nieuwbouw voor de woningbouwcorporaties enorm afnam. Dat is vanaf dat moment gehalveerd. Dus je zou mogen hopen dat die halvering weer weggaat. En dan bouwen we wel weer naar een redelijk volume. 

We hebben in ieder geval van onze kant uit samen met andere partijen ook een ambitieuze agenda gemaakt. Namelijk: wat zouden wij kunnen doen als die verhuurdersheffing wordt afgeschaft? Die is nu afgeschaft. Dat betekent voor ons ook de dure plicht dat wij natuurlijk ook die investering gaan benutten. Dat betekent dat wij de komende periode echt prestatieafspraken willen maken. Ook met de Rijksoverheid om te kijken van: oké, hoeveel nieuwbouw dan? Wat gaan we doen met verduurzaming? Hoe zit het dan met leefbare wijken en buurten? Hoe gaan we over betaalbaarheid zorgen? Dus daar zijn we zelf ook ambitieus en dat moet ook zo. 

Allard: Maar hoe zit het met die nieuwbouw? Is dat inderdaad de belangrijkste sleutel tot het oplossen van de wooncrisis? Het ging zowel even aan het begin in de nieuwsitems, als later bij Bernard ter Haar over gebrekkige doorstroming. Ouderen zouden te lang in hun woning blijven wonen. 

Bernard ter Haar: Kijk er wordt wel gezegd: als je kijkt naar de hele woningvoorraad aan de ruimte die daarin is en je zou het wat beter verdelen dan zou dat al een stuk schelen. Tegelijkertijd zijn mensen geen pakjes meel die je kan verplaatsen.  

Dus ik denk dat we echt serieus rekening moeten houden dat het bouwen van nieuwe woningen ook echt een belangrijke bijdrage gaat leveren aan die doorstroming om de mensen een mogelijkheid te bieden. Kijk, je kan wel zeggen: oudere wonen te groot, om maar even wat te noemen, wat je wel eens hoort. Als het alternatief is dat dat die ouderen naar een kleinere woning moeten waarvoor ze meer moeten gaan betalen, is dat niet zo aantrekkelijk. Dus dat betekent dat als je wilt, dat je dan mensen ook reëel moet verleiden en niet zeggen van: gij zult dit of gij zult dat. Terwijl dat dan geen haalbare optie is.  

Allard: In dat reëel verleiden gaat inderdaad ook over betaalbaarheid. Er moeten een wat getrapter systeem komen van soorten woningen. Nu is de sprong van sociale huur naar vrije sector vaak gigantisch. 

Bernard ter Haar: De situatie vroeger is, je had een socialehuursector, je had een middenhuursector, je had een vrije sector en je had een koopsector. Dat was een beetje semipermeabel zeg maar. Als je te veel verdiende voor de sociale huursector kon je wel in de middenhuursector terecht, en andersom. Dat zijn we een beetje kwijtgeraakt.

Het is nu zo dat jonge mensen die misschien net iets te veel verdienen voor de sociale huursector zijn aangewezen op de vrije sector of op een koopsector en dat is ongelooflijk moeilijk om dan niet te zeggen dat is onhaalbaar voor hen. Dus we moeten weer naar meer differentiatie ook op de hele woningmarkt. Corporaties bouwden vroeger ook voor de verpleegkundige, de politieagent en de leraar. De corporaties, simpel gezegd, mochten dat niet meer en de marktsector pakte het niet op. Dus dat is echt wel een probleem.  

Allard: In het coalitieakkoord is daar ook iets over opgenomen. Er staat dat er een huurprijsbescherming komt voor middeninkomens. Zodanig dat wonen voor middeninkomens betaalbaar wordt en het ook rendabel blijft voor investeerders. En om woningcorporaties te stimuleren tot de bouw van middenhuurwoningen wordt een zogenaamde markttoets afgeschaft. Een positieve ontwikkeling volgens Martin van Rijn. 

Martin van Rijn: Dat geeft ook weer meer ruimte voor corporaties om ook in die middenhuur actief te kunnen zijn. En Ik denk dat dat inderdaad een bijdrage kan leveren, ja.

Allard: Maar goed die woningen moeten wel allemaal nog gebouwd worden. De financiële kant was een knelpunt, maar dat is zeker niet het enige knelpunt.

Martin van Rijn: We hebben het stikstofdossier. We hebben veel plekken in Nederland. En we hebben natuurlijk het ruimtelijke vraagstuk nog. Waar moeten we nieuwbouw gaan plegen in Nederland? Want binnen steden past het allemaal niet, dat is voor corporaties ook vaak te duur. Duurt ook vaak lang. En we zullen ook andere locaties in Nederland moeten vinden om bij te bouwen. En als je over honderdduizend woningen per jaar praat, met een gemiddelde woning van toch 2,5 bewoners ofzo, dan praten we dus wel over tweehonderdvijftigduizend bewoners. Dan heb je dus al een behoorlijke stad te pakken. En dat ieder jaar weer opnieuw. Dus als je nadenkt over de betekenis daarvan ook voor Nederland. 

Dat betekent dus eigenlijk gewoon het 10 jaar achter elkaar een nieuwe stad erbij. Dat is natuurlijk wel een gigantische opgave. En dat kunnen die corporaties ook niet alleen. Want dat heb je dus ook echt andere private partijen voor nodig om fors mee te helpen aan de bouw. De andere kant ervan is, Nederland is daar goed in hè. We hebben natuurlijk In het verleden ook bouwprogramma’s gekend van zo'n honderdduizend woningen per jaar. Goed dat we corporaties hebben die zich dat aantrekken. Dat is een behoorlijke stevige marktpartij dus dat wil niet zeggen dat het niet nodig moet gebeuren. En dat er van alles nog te zeggen is over vergunningprocedures en in die regiepunten en de locatiekeuzes. Maar daar zie ik ook wel perspectief.

Ik vind het ook wel heel belangrijk dat er ook een aantal gebieden zijn aangewezen waarin je kan zeggen: moet er niet een soort gezamenlijke gebiedsgerichte oplossingen worden gevonden? Waarbij je zegt: ik kijk niet alleen maar naar het wonen, maar ik kijk ook naar de infrastructuur die nodig is. Ik kijk ook naar energietransitie. Ik kijk naar landbouw- en natuurvragen die er zijn. En mijn ideaal zou een beetje zijn dat we als we die gebiedsgerichte benadering gaan hanteren, dat we al die opgaven ook een beetje combineren. Niet een soort wedstrijd. Van hoeveel ruimte heeft wonen nodig, versus infrastructuur of landbouw. Maar hoe kun je dat nou gezamenlijk doen? En Ik denk dat het combineren van die maatschappelijke opgave ook de mogelijkheid biedt om tempo te maken én ook aan de voorkant veel meer ervoor te zorgen dat er samengewerkt gaat worden.

Allard: Ja, dan gaat het zowel over die ruimtelijke vraagstukken als ook over de leefbaarheidsvraagstukken. Zeker als het gaat over die kwetsbaardere doelgroepen.

Bernard ter Haar: Nou één van de elementen van het rapport is ook wel dat je dus niet alleen maar kijkt naar de naar de microschaal. Kan ik voor een persoon een goed thuis organiseren? Maar dat je ook op wijkniveau moet kijken. Past dat allemaal nog? Past dat in de vitaliteit van de wijk? Als we alle mensen uit aandachtsgroepen bij elkaar zetten, dan krijg je toch heel vaak hele kwetsbare wijken.

Allard: Martin Van Rijn vertelde net al even over de ambitie die de corporaties zelf hadden neergelegd. Dit is een jaar terug een maand voor de verkiezingen. In de Actieagenda wonen. In deze agenda werd opgesteld samen met onder andere de VNG, ACTIZ, Bouwend Nederland, Divosa, Valente en de Algemene Nederlandse Bond voor ouderen.

In die agenda werd ook een duidelijke vraag neergelegd bij een nieuw kabinet. Er werd gezegd dat er financiële steun moest komen. Dat er minder regels en meer ruimte moest komen om In de praktijk goed samen te werken. En als derde werd er een actievere rol gevraagd In de vorm van de minister van Wonen. Die zou regie op het woningbouwprogramma moeten nemen. 

Martin: Je kan natuurlijk landelijk zeggen van er moeten zoveel woningen worden gebouwd. Maar waar moeten ze worden gebouwd en welke procedures moeten doorlopen? En hoe snel kan het dan allemaal? Ja, daar is echt een actieve overheid voor nodig. Zowel van de Rijkskant als van de provinciekant als van de gemeentekant.

Allard: En aan de kant van de Rijksoverheid wordt dat nu ingevuld door inderdaad een minister van Wonen. De minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Een functie die sinds begin dit jaar wordt ingekleed door Hugo de Jonge. Hoe zou die regierol er idealiter uitzien?

Bernard ter Haar: Het Rijk moet wel een rol pakken, maar niet de baas proberen te spelen. Ik mocht vorig jaar ook een studiegroep voorzitten in bestuurlijke financiële verhoudingen. We hebben een rapport uitgebracht met de mooie titel Als één overheid. Daarin hebben we juist heel erg geprobeerd om instrumenten aan te wijzen om het samen te doen. Dus vooral programmagewijs werken in teams. Die dan de samenstelling kennen vanuit de verschillende overheidslagen, die samen aan het programma kunnen én mogen gaan werken.

En we besteden in dat rapport ook vrij veel aandacht aan het begrip regie. Wat betekent dat nou? Nou dat betekent dus niet de baas spelen. Maar dat betekent wel dat iemand gewoon zorgt dat het bekend is wie wat gaat doen hè, zodat we niet op elkaar hoeven te zitten wachten, niet naar elkaar zitten te wijzen van ik dacht toch dat jullie dat zouden doen. Ik kan pas aan de slag als jullie het geld leveren. Dat soort vragen dus allemaal van een oplossing weten te voorzien. En ook een stukje voortgangscontrole doet. Zodat ook zeker een garantie ingebouwd is. Dat het ook allemaal echt allemaal gaat werken.

Martin van Rijn: Kijk, ik herinner me nog de tijd dat we vroeger contingenten hadden. Dat de Rijksoverheid bepaalt: er moeten zoveel woningen gebouwd worden en wel hier. Nou, ik denk dat we niet naar die tijd terug moeten. Maar als we met zijn allen ambitieus zijn, en dus ook In tempo woningen willen bouwen, dan moeten we ook duidelijk zijn over waar die dan gebouwd moeten gaan worden. En hoe we elkaar aanspreken op het moment dat dat in onvoldoende tempo gebeurt.

En de corporaties hebben daar ook groot belang bij, omdat zij hun taak op het gebied van de functie huisvesting alleen maar kunnen uitvoeren als ook gemeenten hun taken pakken. We praten over prestatieafspraken die met corporaties gemaakt worden, Maar dat zijn dus wederzijdse prestatieafspraken. En Ik denk dat ook corporaties zullen gaan vragen: dit is ons deel van het pakket, wat is jullie deel van het pakket? En mogen we het daar even over hebben.

Allard: En hoe voorkom je dat je toch weer verzandt in die bestuurlijke procedures? Of dat er toch een soort territoriumafbakening komt? Er is een gedeeld gevoel van urgentie, maar volgens Martin van Rijn is ook belangrijk dat mensen zien dat het kan. 

Martin: De ervaring leert toch dat als je naar de gebiedsgerichte ontwikkeling kijkt, dat een aantal mensen tegen elkaar zeggen: weet je wat wij gaan doen, wij gaan het regelen. Die elkaar opzoeken, die een beetje durven te besturen ondanks de discussie die je in eigen organisatie krijgt. Die gezamenlijke bouwstroom organiseren, die schaal maken. Die ook innovatie erbij betrekken rondom het modulair bouwen. Terwijl milieubewust bouwen, daar kun je ook grote slagen nog maken.

Ik denk dat er heel veel innovaties kunnen plaatsvinden. Ze moeten gewoon een paar mensen hebben die zeggen: we gaan de schouders eronder zetten. De komende periode wordt toch een beetje Nederland gebouwd op het gebied van energie en landbouw én natuur en milieu en klimaat. En dus ook op wonen, infrastructuur. Dat moet je op een paar plekken Laten zien.

Allard: Tot dusver positieve reacties eigenlijk wel op het coalitieakkoord. Er is voldoende urgentiebesef door bijvoorbeeld een belangrijke maatregel als het afschaffen van die verhuurdersheffing. Maar wat je wel kan zeggen is dat al deze maatregelen voor de langere termijn zijn, die woningen staan er niet nu zo maar. Er is sowieso een tekort aan bouwpersoneel, dus die woning heb je ook niet 1, 2 ,3 even gebouwd. Wat kunnen we op kortere termijn doen? En helemaal natuurlijk als je denkt aan die kwetsbaardere groepen. In Een thuis voor Iedereen wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen langetermijnoplossingen en een spoedpakket voor op de kortere termijn. 

Berard ter Haar: Een van die aanbevelingen van het rapport was ook gericht op de kortere termijn, het spoedpakket. Probeer nou te vermijden dat mensen noodgedwongen bij elkaar vertrekken. Bijvoorbeeld een inwonende jongeren met een bijstandsouder, eigenlijk het huis uitgezet wordt vanwege de kostendelersnorm. Ja, financieel gaat het niet meer uit als je nu blijft wonen. Dus Je moet toch maar het huis uit. Nou het kabinet heeft nu afgesproken die kostendelersnorm onder de 27 niet meer geld. Dat is echt een enorme verlichting voor juist die zwakkere mensen, omdat dat de mogelijkheid biedt om wel langer thuis te blijven wonen en elkaar daarmee dan ook te kunnen ondersteunen. Dus dat is denk ik een hele prettige.

Allard: Maar uiteraard is het niet alleen maar fantastisch. Er zijn ook passages waar Aedes een beetje met gefronste wenkbrauwen naar kijkt. Zo staat er een passage over hoe de huur van sociale huurwoningen moet worden aangepast naar het inkomen van mensen. Hogere inkomens zouden meer moeten gaan betalen, lagere inkomens minder. 

Martin van Rijn: Wij kijken wel een beetje met zorg naar die passages, want dit hangt natuurlijk heel erg af van wat daar afgesproken wordt. Want welke huur hoort dan bij welk inkomen? We moeten een beetje oppassen dat we daar een soort microsturing gaan krijgen die ten opzichte van de huidige situatie tot zorg kan leiden. We hebben nu een systeem van huursubsidie, wat eigenlijk een heel gericht instrument is. Als je dan gaat zeggen: we gaan bepalen van hoeveel je mag wonen. Ja, voor heel veel mensen zal dat een probleem kunnen worden. En de verdiensten die we nu hebben, namelijk met een heel gericht instrument, waarin huren betaalbaar blijven voor heel veel mensen, dat moeten we niet weggooien. Dus die passage daar zijn we niet zomaar gelukkig mee.

Allard: Hetzelfde geldt voor een passage over de mogelijkheid die er zou moeten komen om onder voorwaarden de sociale huurwoning die je huurt te kopen.

Geen idee: Daar zijn wij kritisch over. Want we hebben nu een tekort aan sociale woningen. Dus ga niet dat tekort verkopen, want dan wordt die groter door die woning nog te gaan verkopen. Corporaties verkopen woningen als dat ook past in de wijk. Dus dat corporaties ook geld nodig hebben, dat levert verkoopopbrengst op. Maar dat betekent dat je dat dus heel zorgvuldig moet doen en niet als een soort ideologiewoning gaat verkopen die alleen maar de voorraad verkleint Dus mits dat een goede voorwaarde gebeurt, prima. Maar laten we dan niet het kind met het badwater weggooien. We hebben eerder meer sociale woningen nodig dan minder. 

Allard: Aan het begin hadden het er al over dat juist voor die kwetsbare groepen dan dat huis pas een thuis wordt als daar de juiste begeleiding etcetera bij is. Eén van de specifieke groepen die Bernard nog uit wil lichten is de groep 18 tot 23 jarigen. Daar zijn allerlei regelingen voor, maar die lopen allemaal precies langs elkaar heen.

Bernard: Wat je ziet gebeuren In de wetgeving op sociaal domein. Is dat er allemaal regimes zijn voor 18 min 18 plus, Of 21 meer dan 21 plus, of 23 meer dan 23 plus. En die sluiten niet op elkaar aan. En dat betekent dat als je zegt uit de klantreis zou volgen van een kwetsbare jongeren van 18, dat je ziet dat hij eigenlijk gewoon op gegeven moment wel een schip terechtkomt. Omdat de ene voorziening houdt op, bijvoorbeeld bijzonder onderwijs houdt echt op 18-jarige leeftijd op, maar daar komt dan geen andere ondersteuning voor.

Jongeren worden geacht vanaf 18 zelfstandig te kunnen zijn. Maar het wettelijk minimumloon is te laag. De minimumuitkering is de bijstandsuitkering voor jongeren. Die is ook te laag om überhaupt aan woningen te kunnen komen, terwijl ze ook niet in aanmerking komen voor een voor een volle toeslag op de op de huurtoeslag. Want ja, daar zijn ze nog te jong voor.

En zo zie je dat die regels, die sluiten echt totaal niet op elkaar aan. En dat vind ik zelf wel echt gênant, omdat we dit toch een jaar of 5 geleden al hebben geconstateerd en dus dan toch 5 jaar later nog moeten constateren dat de situatie niet veel veranderd is. Dus dat is ook een van de oproepen In het rapport. We geven zelfs een schema aan waarmee je het zou kunnen doen. Maar los dit op. Zorg gewoon dat al die wetgeving ten aanzien van de jongeren in die leeftijdscategorie, 18 tot 23 op elkaar aansluit, zodanig dat de jongeren ook gewoon zelfstandig, ook als ze kwetsbaar zijn, toch zelfstandig een bestaan kunnen opbouwen.

Allard :Meer over de zorginhoudelijke kant hoor je In het tweede deel van het tweeluik over het coalitieakkoord. Tot slot heeft Bernard In de categorie kritische noten nog eentje over de financiën.

Bernard: Kijk, de corporatie zit natuurlijk toch ook met moeilijkheid dat er weliswaar dus nu extra geld is. Maar de vraag is: is het wel genoeg? De andere kant is dit: een thuis gaat niet alleen over huisvesting. Het gaat ook over de sociale kant: de gemeenten hebben er heel weinig geld bij gekregen om de sociale ondersteuning een beetje te kunnen oppoetsen. Dus ook daar ligt nog gewoon een zorgpunt.

Allard: En dat gaat zowel over de krapte van de budgetten, alsook dat er eigenlijk geen duidelijke koppeling is tussen de inhoud van het coalitieakkoord en de financiële paragraaf. Iets wat overigens volgens Bernard niet nieuw is.

Bernard: In mijn filosofie: als je ambitie neerzet, dan kijk je wat je daarvoor moet doen. En dan kijk je hoeveel geld je daarvoor nodig hebt. In Den Haag is helaas een beetje een traditie gegroeid: we hebben een probleem, we hebben een ambitie om dit probleem op te lossen en dan zetten we ons geld neer. Zonder de verbinding te maken tussen w’at hebben we eigenlijk nodig en wat hebben we beschikbaar’. Zodat we eigenlijk geen idee hebben of die corporaties nu financieel uit kunnen met e opdrachten die ze allemaal hebben gekregen. 

Dus ik zou heel erg prettig vinden om het andersom te kunnen doen. Om te zeggen: kijk dit hebben we, dit willen we realiseren. Nou, dan is geld blijkbaar niet het grootste probleem in Nederland op dit moment. Maar als dit onze prioriteiten zijn, dan gaan we nu uitrekenen hoeveel geld daarvoor nodig hebben. En dat geld stellen we ook beschikbaar. Dat zou echt volgens mij een veel betere manier van werken zijn dan links en rechts maar met potjes neerzetten. We zetten nu een potje neer, zoveel miljard, veel succes ermee. Ja of dat potje dan genoeg is, of misschien wel niet veel te veel is, of juist tot hele ongerichte dingen leidt: dat weten we allemaal nog niet.

Allard: De urgentie van het thema wonen is iedereen wel helder. En het nieuwe kabinet zet dan ook fors in op het bouwen van woningen. Door het afschaffen van de verhuurdersheffing komt er ruimte voor corporaties om te bouwen. Maar de bouwopgave wordt niet makkelijk. Gezien de schaarste aan mensen, materialen en middelen. En daar komt ook nog eens die stikstofcrisis en de ruimtelijke opgave bij. Alleen door een gezamenlijke inspanning van de verschillende overheden, corporaties en private partijen kan het. Waarbij een aanjagende rol van het Rijk zeer welkom is, maar ze moeten niet de baas spelen.

Aandachtgroepen lijden extra onder de huidige crisis. Zeker omdat de financiële vooruitzichten voor gemeenten op het gebied van jeugdzorg bijvoorbeeld niet goed zijn. Des te belangrijker is het dat er een nauwe samenwerking plaatsvindt tussen corporaties, het sociaal domein en het veiligheidsdomein. Om Iedereen goed te laten landen in zijn of haar wijk. Gelukkig komen er In het coalitieakkoord ook enkele goede ingrepen voor de korte termijn, zoals het afschaffen van de kostendelersnorm. 

Want voordat al die woningen staan, dat duurt natuurlijk wel even. Tegelijkertijd is het wel de vraag of er voldoende aan die lange termijn gedacht is. Want niet hoeveel geld beschikbaar is, maar de grootte van de inhoudelijke opgave zou leidend moeten zijn. 

Tot zover deel een van de tweeluik over het coalitieakkoord. Abonneer je vooral om op de hoogte te blijven van de nieuwe aflevering van zaaigoed over het tweede deel. Over onder andere jeugdzorg, Participatiewet en kansenongelijkheid. Heb je tips of ideeën voor deze podcastreeks laat het dan vooral weten via de website van het Programma Sociaal Domein. Voor nu dank voor het luisteren.