Gemeenteraden kritisch over informatievoorziening sociaal domein

Gemeenteraden kijken vaak kritisch naar de informatie over het sociaal domein die ze krijgen van het college en het ambtelijk apparaat. Een betere informatievoorziening is nodig, om beter te sturen op goede hulp aan kwetsbare mensen. Dat is een van de conclusies van het onderzoek ‘Rol gemeenteraad, uniek samenspel’ uitgevoerd onder 16 gemeenten. Er zijn verbeteringen op komst. Zo werkt het Programma Sociaal Domein met de Werkplaats Sociaal Domein Flevoland aan een instrument om de informatiepositie van gemeenteraden kwalitatief te versterken. Raad, college, ambtenaren en uitvoeringspraktijk trekken in de meeste gemeenten bovendien intensiever op om zich een beeld te vormen van de resultaten in het sociaal domein.

Goed in beeld hebben of inwoners de juiste zorg en ondersteuning krijgen en of dit goed georganiseerd is – het is een van de taken van de gemeenteraad. Dat vraagt om een betrouwbare en heldere informatievoorziening, op basis waarvan zij goed onderbouwd kunnen beslissen. Zo bezien is informatie één van de sleutels voor de versterking van de positie en rol van gemeenteraden in het sociaal domein.

Lastig in te schatten risico’s

Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken hebben de gemeenten overgenomen van de rijksoverheid. Gemeenteraden zijn dus aan zet om te controleren, kaders te stellen en te sturen in het sociaal domein.

Dat blijkt een ingewikkelde opgave voor veel raden. Het thema is voor raadsleden overweldigend complex, breed en diep en dikwijls omgeven met lastig in te schatten financiële, sociaal-maatschappelijke en politieke risico’s.

Dat laatste zorgt er voor dat raadsleden extra kritisch – en vaak zelfs met enig wantrouwen – kijken naar de informatie over het sociaal domein die ze krijgen van het college en het ambtelijk apparaat. Een voormalig wethouder: ‘In het sociaal domein zeg je als raadslid niet zomaar “het kan wel een onsje minder”. Zeker als het gaat om thema’s als jeugdzorg.’

‘Het is moeilijk om de effecten van beleid en keuzes vooraf in te schatten. Geen gemeenteraadslid wil verantwoordelijk gehouden worden als dat een calamiteit veroorzaakt, zoals een kind dat overlijdt.’

In het sociaal domein zeg je als raadslid niet zomaar “het kan wel een onsje minder"

Onderzoek monitor sociaal domein

Maar is die kritische en soms zelfs licht-wantrouwige blik vanuit de raad terecht? De gemeente Almere presenteerde een verkennend onderzoek over de vragen: hoe worden raadsleden geïnformeerd over het sociaal domein? En hoe ziet het samenspel eruit tussen raad en college? Het onderzoek ‘Rol gemeenteraad, uniek samenspel’ is uitgevoerd onder 16 gemeenten.

Wat blijkt? De meeste gemeenten organiseren de informatievoorziening in een monitor sociaal domein. De inhoud en uitwerking daarvan verschilt sterk per gemeente, vertelt onderzoeker Mathijs Tuynman van de Almeerse afdeling Onderzoek & Statistiek. Hij voerde het onderzoek uit, samen met zijn collega Thomas Westerveer.

Tuynman: ‘De onderzochte gemeenten zijn het over één ding eens: een monitor sociaal domein is meer een proces dan een product. Dat komt doordat de stroom van informatie continu en van alle kanten blijft binnenkomen.’ Ook zijn de ondervraagde gemeenten het er over eens dat hun monitor nog lang niet “af” is.

Verder zijn er vooral verschillen tussen gemeenten. Sommige monitoren zijn bijvoorbeeld erg gedetailleerd, andere bestaan uit één beknopte infographic. Soms zijn het ambtenaren die het voortouw nemen bij het inrichten van de monitor, soms is het de raad zelf. Zorgaanbieders worden vooral als leverancier van kwantitatieve data voor een monitor gezien. Kwalitatieve informatie vanuit cliënten komt nog niet veel aan bod.

Waar raad en college samen in interactieve sessies naar de monitor kijken, neemt de waarde toe

Kwalitatieve informatie

De vraag rijst: voelen raadsleden zich voldoende geïnformeerd door een monitor sociaal domein? Veel raadsleden van de meeste gemeenten uit het onderzoek geven aan dat het effect, en dus de waarde, van de monitor nog beperkt is.

Een van de geïnterviewden stelt dat de monitor voor hem vooral een instrument is uit de “systeemwereld”. Tuynman: ‘Het gaat niet over hoe mensen het beleven. Om dat te weten te komen, zei dit raadslid, kun je beter een keer met een wijkwerker door de wijk fietsen.’

Toch laat het onderzoek ook uitzonderingen zien, waar een monitor sociaal domein wél enthousiast door de raad wordt omarmd. Dat betreft onder andere gemeenten waar de raad en het college samen in interactieve sessies naar de monitor kijken.

Een heldere sturingsfilosofie is daarbij een factor van betekenis: waar wil men op sturen en hoe? Wordt er bijvoorbeeld gestuurd op waarden, op maatschappelijk effect of juist op het primaire proces? Waar dit helder is, neemt de waarde van en het vertrouwen in de monitor als informatiebron toe.

Kwalitatieve informatie ontbreekt grotendeels in de meeste monitoren uit het onderzoek. Een gemis, want raadsleden hebben juist behoefte aan dat kwalitatieve verhaal. Zij willen weten wat hun kiezers zoal meemaken als ze met het sociaal domein in aanraking komen.

Maak natuurgetrouwe casussen, dán heb je stof om over te praten

Geen tevredenheidsonderzoek

Nu krijg je waardevolle kwalitatieve data niet zomaar op tafel. Lineke Verkooijen is lector Klantenperspectief in Ondersteuning en Zorg aan Hogeschool Windesheim, Flevoland. Verkooijen ruimt allereerst de nodige misverstanden op rond kwalitatief onderzoek. ‘Kwalitatief onderzoek is niet: honderd mensen interviewen en dan tellen wat het vaakst gezegd wordt’, zegt ze. ‘Het is ook geen tevredenheidsonderzoek’, vervolgt ze. ‘Je wilt niet weten hoe tevreden iemand is, je wilt zo precies mogelijk begrijpen wat iemand meemaakt in het sociaal domein. Daar maak je zo natuurgetrouw mogelijk casussen van en dán heb je stof om over te praten.’

Het uitvoeren van waardevol kwalitatief onderzoek is vaak haalbaarder dan gedacht, schetst zij. ‘Kies een thema uit en ga in gesprek met grofweg een dozijn inwoners die er ervaring mee hebben. Na zo’n twaalf tot zestien gesprekken treedt “data-saturatie” op, legt Verkooijen uit. Ofwel: er komt geen echt nieuwe informatie meer bij en je kunt gaan bouwen aan je casus.

Werkplaats Sociaal Domein Flevoland

Als onderdeel van het traject Rol gemeenteraad van het Programma Sociaal Domein werkt ze nu met haar vakgroep en de Werkplaats Sociaal Domein Flevoland aan een instrument om de informatiepositie van gemeenteraden in kwalitatieve zin te versterken.

‘We denken dat dit raden echt gaat helpen om beter in positie te komen’, zegt ze. Momenteel zoekt ze naar mogelijkheden om met een aantal gemeenten een pilot te doen met kwalitatief onderzoek in het sociaal domein. Raadsleden worden met behulp van actieleren betrokken. Na de benodigde verbeterslagen, kan de methode via de werkplaatsen Sociaal Domein worden verspreid en geborgd.

Je kunt ook zeggen: we hebben het meegewogen en we doen er even niks mee

Raad voor Openbaar Bestuur: onderzoek naar democratisch proces gemeenteraden in sociaal domein

De decentralisatie van het sociaal domein is jong en is nog bezig zijn plaats te vinden in het lokale bestuur. Dat betekent dat er de nodige hobbels te overwinnen zijn en er veel valt te leren. Daarom onderzoekt de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) de komende maanden het democratisch proces dat gemeenteraden doorlopen bij beleidsvoorbereiding en besluitvorming in het sociaal domein.

De Raad adviseert over de inrichting en het functioneren van de overheid en besteedt in het bijzonder aandacht aan democratie, rechtsstaat en financiële verhoudingen. Het onderzoek wordt in oktober 2019 gepresenteerd. ROB-onderzoeker Veerle van den Broek zegt er lachend over: ‘Wat wij onderzoeken, wil het Programma Sociaal Domein bevorderen.’

‘Voor dit onderzoek heeft de Raad acht elementen geïdentificeerd uit het sociaal domein, die struikelstenen kunnen vormen in het politieke proces’, vertelt van den Broek. Die elementen maken dat het democratisch proces anders verloopt dan bij andere lokale politieke thema’s. Ze lopen uiteen van bestuurlijke complexiteit tot en met de emotie die in het sociaal domein volgens de Raad altijd dichtbij is.

Van den Broek: ‘We hopen door het onderzoek een aantal “best practices” van gemeenteraden op tafel te krijgen, die op eigen initiatief knelpunten in het proces overwonnen hebben.’

Die knelpunten herkennen veel gemeenten, maar het ligt vaak iets genuanceerder. Hoeveel regelruimte heb je als raad nou eigenlijk écht, nu je in het sociaal domein zoveel zaken gemeentegrens-overschrijdend dient te organiseren?

Of neem het element ‘emotie’. Eigenlijk, vinden veel deelnemers, zou dat geen belemmering moeten zijn die speciaal geldt voor het sociaal domein. Maar met name bij middelgrote en kleine gemeenten is de afstand tussen kiezers en raadsleden vaak zo klein dat het wel degelijk een rol lijkt te spelen. Kleinere gemeenten hebben ook meer “last” van de complexiteit van wat zich afspeelt in het sociaal domein en de vele regels die er bij horen.

‘Ja, er zijn veel regels vanuit het Rijk’, stelt een ambtenaar. Het Rijk stelt bijvoorbeeld dat je bij elke beslissing “zelfredzaamheid” moet meewegen. Dan kun je ook gewoon zeggen: we hebben het meegewogen en we doen er even niks mee. Je moet spelen op het schaakbord van wat je wél weet en kunt.’

De bijeenkomst over de rol van de gemeenteraad vond 24 januari jl. plaats in Almere met ambtenaren, onderzoekers, marktpartijen, griffiers en zittende- en voormalige lokale politici.